Systeem/Nachtinstellingen
In het menu 'Systeem/Nachtinstellingen' kunnen waarden worden ingevoerd om het
scherm 's nachts te dimmen. Onder het punt 'Brightness' wordt vastgelegd tot welke waarde
het scherm bij duisternis moet worden gedimd (hoe lager de waarde, hoe donkerder).
Met 'Threshold' wordt vastgelegd bij welke sterkte van het omgevingslicht het scherm
omschakelt van dag- naar nachtmodus. Bij een lage grenswaarde schakelt het scherm pas
om als het omgevingslicht zwak is. Indien de grenswaarde op 0 wordt ingesteld, blijft het
scherm altijd in de dagmodus. Indien de waarde op 99 wordt ingesteld, blijft het scherm altijd
in de nachtmodus.
Nachtmodus
Helderheit
van het scherm
Grenswaarde (threshold)
Dagmodus
Sterkte van het omegevingslicht
Systeem/Instelling triggeringangen
In het menu 'Systeem/Instelling triggeringangen' worden de triggeringangen aangepast aan
de aangesloten voertuigsignalen. Er zijn verschillende instelmogelijkheden beschikbaar:
- active high
Het gekoppelde beeld wordt geactiveerd, indien de triggeringang onder spanning staat.
- active low
Het gekoppelde beeld wordt geactiveerd, indien de triggeringang niet onder spanning staat.
- Snelheidsingang (PWM)
Triggeringang 1 kan worden geconfigureerd voor het verwerken van een
snelheidssignaal (tachograaf klem B7). Het gekoppelde beeld blijft actief, tot de ingestelde
snelheid wordt overschreden. Deze optie is alleen beschikbaar bij trigger 1.
Voor 'active low' en 'high' kan een vertraging in milliseconden worden ingesteld. Dit zorgt
ervoor dat het gekoppelde beeld na het uitschakelen van het triggersignaal nog x ms actief
blijft. Deze vertraging is nodig, indien bijv. een richtingaanwijzersignaal als trigger wordt
gebruikt. De aanbevolen vertragingstijd bedraagt hierbij 800 ms.
25