STRUCTUUR
1. Bekken
Om de geleider vast te houden tijdens de wisselstroommetingen.
2. Knop ʺFUNC./HOLDʺ
1. Voor het binnengaan/verlaten van de bevriezingsmodus van de gegevens bij het
meten van spanning, stroom of weerstand.
2. Voor het overgaan tussen de diodetest- en continuïteitsfunctie
wanneer de schakelaar op "
3. Weergave
LCD-scherm 3,5 inch, weergave mogelijk tot 1999.
4. Klem "COM"
Connector voor zwarte testkabel.
5. Klem "VΩ
ʺ
Connector voor rode testkabel.
6. Keuzeschakelaar Functie/Groep
Voor het selecteren van de gewenste functie of groep en het in- en uitschakelen van
het apparaat.
7. Trekker
Voor het openen en sluiten van de klauwen.
8. Vingerbeschermer
Zorgt dat de geteste geleider niet aangeraakt wordt. Houd het apparaat niet vast
buiten de vingerbeschermer.
Instructies betreffende de ingebouwde zoemer:
Wanneer u op de knop ʺFUNC./HOLDʺ drukt, laat de zoemer een waarschuwingssignaal horen dat aangeeft dat de druk effectief is.
Alvorens automatisch uit te schakelen, laat het apparaat 5 korte pieptonen horen en 1 minuut later 1 lange pieptoon horen.
N.B.: Wanneer de keuzeschakelaar functie/groep op "2/20A~" staat, is de zoemer uitgeschakeld.
GEBRUIKSHANDLEIDING
Bevriezingsmodus gegevens
Druk op de knop ʺFUNC./HOLDʺ om de op het beeldscherm weergegeven waarde vast te houden. De aanduiding "D.Hʺ wordt
weergegeven op het scherm.
Om de bevriezingsmodus van de gegevens te verlaten, drukt u nogmaals op de knop. "De aanduiding D.Hʺ verdwijnt.
N.B.:
De bevriezingsmodus voor de gegevens is uitsluitend beschikbaar voor het meten van spanning, stroom en weerstand.
Meting van gelijkspanning
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector ʺCOMʺ en de rode testkabel op de connector ʺVΩ
2. Draai de keuzeschakelaar op
3. Pas de testkabels toe op de te meten bron of kring.
4. Lees de weergegeven waarde af. De polariteit van de aansluiting van de rode testkabel wordt eveneens aangegeven.
N.B.:Om elektrische schokken te voorkomen en uw apparaat niet te beschadigen, mag de tussen de klemmen toegepaste spanning
niet meer dan 600 V zijn.
Meting van wisselspanning
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector ʺCOMʺ en de rode testkabel op de connector ʺVΩ
2. Draai de keuzeschakelaar op
3. Pas de testkabels toe op de te meten bron of kring.
4. Lees de weergegeven waarde af.
N.B.:
Om elektrische schokken te voorkomen en uw apparaat niet te beschadigen, mag de tussen de klemmen toegepaste spanning niet
meer dan 600 V zijn.
Meting van wisselstroom
1. Draai de keuzeschakelaar op de stand van de gewenste wisselstroomgroep.
2. Druk op de trekker en klem de bekken rond de te testen geleider. Controleer of de bekken goed gesloten zijn.
N.B.:
a. U kunt slechts een geleider per keer vastklemmen.
b. De geleider moet in het midden van de bekken gecentreerd zijn om een nauwkeurige meting te garanderen.
c. Zorg dat geen enkele geleider in aanraking komt met uw hand of huid.
3. Lees de weergegeven waarde af.
" staat.
.
.
ʺ.
ʺ.