Overwinteren
•
Bescherm de pomp tegen de vrieskou.
•
Verwijder alle pluggen en laat de pomp en alle leidingen
leeglopen.
•
Bewaar de pluggen in de korf.
•
Berg de pomp in een droge en warme kamer op.
•
Wikkel de motor niet in plastic omdat er dan binnenin con-
densatie kan ontstaan.
•
In installaties waar de pomp niet geledigd kan worden, be-
schermt een mengsel van 40% propyleenglycol en 60% wa-
ter de pomp tot temperaturen van -46°C.
•
Gebruik uitsluitend propyleenglycol. Andere antivries-midde-
len zijn uiterst giftig en beschadigen de pomp.
Sectie 5
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting van de motor moet door aan vakman
gedaan worden in overeenstemming met deze handleiding en
lokale regelgeving.
Bij de ingebruikname van de pomp moet bij de installatie
een motorbeveiliging voorzien worden, die afgestemd is op
de nominale stroom van de motor.
Enkelfasig
0.37kW/230V
-
3.3A
0.55kW/230V
-
4.2A
0.75kW/230V
-
4.9A
1.1kW/230V
-
6.9A
1.5kW/230V
-
9.0A
2.2kW/230V
-
12.2A
De voedingsspanning moet voor ± 5% overeenkomen met deze
die vermeld staat op de kenplaat van de motor.
Bij enkelfasige motoren dient de aansluiting te gebeuren op
de twee aangeduide klemmen in de aansluitdoos.
Driefasig bedradingsschema :
3 x 230 V
Driefasige motoren
worden aangesloten
W2
in DRIEHOEK, bij
een netspanning
U2
van 3x230 V
3 x 400 V
Driefasige motoren
worden aangesloten
W2
in STER, bij een
netspanning van
U2
3x 400 V
Let erop dat de kabels of draden niet onder span-
ning staan bij de aansluiting aan de pomp.
Controleer de draairichting van de driefasige motor na elke aan-
sluiting. Als deze niet overeenstemt met de pijl aangegeven op
de motor, dan dienen twee fase-aansluitingen in de aansluitdoos
omgekeerd te worden.
Iedere motor moet een permanente aarding hebben.
Aansluitingen die afwijken van de bovenvermelde voor-
zorgsmaatregelen hebben het vervallen van de garantie tot
gevolg.
Driefasig
0.55kW/400V
-
1.5 A
0.75kW/400V
-
1.75A
1.1kW/400V
-
2.3A
1.5kW/400V
-
3.3A
2.2kW/400V
-
4.7A
U2
V2
V1
W1
U2
V2
V1
W1
Sectie 6
Onderhoud
De pomp is ontworpen om gedurende jaren onderhoudsvrij te werken.
Eventuele defecten zijn hoogstwaarschijnlijk aan een bewegend
deel van de pomp te wijten.
Onderbreek altijd de spanning voor u aan de pomp
gaat werken.
Het vervangen van de motor moet gebeuren door een erkend
installateur.
Sectie 7
Probleemoplossing
Pomp zuigt niet aan
1. Geen water in de voorfilter
2. Voorfilter is niet dicht
3. O-ring van het deksel is beschadigd
4. Waterpeil staat onder skimmer
5. Verstopte voorfilter of skimmer
6. Gesloten klep in leidingwerk
7. Luchtlek in aanzuigleiding
Motor draait niet
1. Spanning is uitgeschakeld
2. De stroomschakelaar is uitgesprongen
3. Pomp is uitgeschakeld door tijdschakelaar
4. Elektr. verbindingen naar de motor toe zijn niet ok
5. De motoras zit klem door een defecte kogellager
6. Vuil blokkeert het schoepenrad
Laag debiet / hoge filterdruk
1. Vuile filter
2. Vernauwing in de persleiding
Laag debiet / lage filterdruk
1. Verstopte voorfilter of skimmer
2. Verstopt schoepenrad
3. Luchtlek in de aanzuigleiding
4. Vernauwing in aanzuigleiding
5. Motor draait in omgekeerde richting
(alleen bij driefasige motor)
Pomp maakt ongewone geluiden
1. Luchtlek in aanzuigleiding
2. Vreemde voorwerpen in het pomphuis
3. Cavitatie
Sectie 8
Technische gegevens
Technische gegevens en de geïllustreerde onderdelenlijst vindt u
aan het eind van deze handleiding.
7