Het gebruik van een andere dan een aanbevolen batterij kan
de werking van de melder nadelig beïnvloeden.
Opmerkingen
•
Gebruik geen lithium batterijen in dit apparaat.
•
Continue blootstelling aan hoge of lage luchtvochtigheid
kan de levensduur van de batterijen nadelig beïnvloeden.
Nadat de batterijen zijn geïnstalleerd of vervangen, moet de
melder opnieuw worden geïnstalleerd. Test uw alarm met
behulp van de knop Test/Hush en controleer of de groene
voedings-LED brandt.
Monteren van de sensor
Opmerking:
Controleer de RF-werking voordat de sensor
permanent wordt gemonteerd. Zie "RF-communicatietest" op
pagina 45.
De CO-sensor kan aan de wand of aan het plafond worden
gemonteerd.
De sensor monteren:
1.
Schuif de melder van de bevestigingsplaat af. Houd de
bevestigingsplaat op de gewenste plek en markeer de
twee montagegaten op de muur of het plafond. Plaats de
bevestigingsplaat verticaal of horizontaal zoals hieronder
afgebeeld.
Afbeelding5: Verticale plaatsing
(2)
Afbeelding6: Horizontale plaatsing
(4)
(1) Montagegat
(2) Montagevergrendeling
2.
Zet de bevestigingsplaat met de twee meegeleverde
schroeven vast op de muur of het plafond.
3.
Nadat de bevestigingsplaat is vastgezet, schuift u de
melder over de bevestigingsplaat (zie Afbeelding4 op
pagina 43).
44 / 72
(1)
(3)
(4)
(2)
(1)
(3)
(3) Etiket met alarmprocedure
(4) Montagegat
Programmering
In de volgende sectie wordt beknopt beschreven hoe u de
melder in het geheugen van de inbraakcentrale programmeert.
Raadpleeg de documentatie van de inbraakcentrale voor de
volledige informatie over programmeren.
De CO-sensor toevoegen aan het paneelgeheugen:
1.
Zet het paneel in de programmeermodus.
2.
Ga naar het menu Sensors inlezen/toevoegen.
3.
Selecteer het gewenste sensornummer.
4.
Zet de wandsabotage op scherp door het apparaat van de
bevestigingsplaat te halen.
5.
Wanneer het paneel u vraagt om het
sensorgroepsnummer, voert u het bij het systeempaneel
behorende groepsnummer in.
6.
Sluit de programmeermodus op het paneel.
7.
Zet het apparaat terug op de bevestigingsplaat.
Opmerking:
Elke CO-sensor is geprogrammeerd met een
unieke ID waarin de fabricagedatum is opgenomen. Deze
unieke ID wordt bij installatie ingeleerd in de inbraakcentrale
waardoor het CO-alarm kan communiceren met dat specifieke
ontvanger.
Testen
Opmerking:
Dit apparaat is verzegeld. De kap kan niet
worden verwijderd.
WAARSCHUWING:
moet de inbraakcentrale in de modus sensortest staan. Door
de inbraakcentrale voor alle testen in de modus sensortest te
zetten, vermindert u het aantal valse alarmen en onbedoelde
rapporten van het centrale station.
Omdat de melder nogal hard klinkt, adviseren we bij het testen
van de melder de uitgangsopeningen van de sirene met de
vingers af te dekken.
Let op:
Voortdurende blootstelling aan het hoge
geluidsniveau van dit alarm over een langere periode van tijd
kan leiden tot gehoorbeschadiging.
De CO-sensor biedt drie testmodi:
•
Normale test van CO-sensor.
uit en test de sirene.
•
RF-communicatietest.
bedieningspaneel.
•
Functionele gastest van CO-sensor.
werking van het CO-sensorgedeelte.
Normale test van CO-sensor
1.
Wacht na installatie ten minste 10 minuten voordat u de
CO-sensor test.
2.
Controleer dat de groene voedings-LED knippert ten teken
van normale werking.
3.
Zet de inbraakcentrale in de modus sensortest.
P/N 3102145 (ML) • REV C • ISS 15JUL15
Voor het uitvoeren van een test
Voert een interne zelftest
Test de communicatie met het
Test de functionele