3. Nu kunt u de vermogensschakelaar op "I" (laag warmteniveau), "II" (gemiddeld warmteniveau)
en "III" (hoog warmteniveau) instellen.
4. Draai vervolgens de thermostaatknop op "max". Het controlelampje naast de thermostaat gaat
branden. Zodra de ruimte een temperatuur heeft bereikt die u aangenaam vindt, draait u de
thermostaatknop zo lang linksom tot het controlelampje uitgaat. Wilt u de temperatuur weer
verhogen, draai dan de knop rechtsom. Wilt u de temperatuur verlagen, draai dan de knop
linksom.
Aanwijzing: Bij het draaien van de thermostaatknop, gaat het controlelampje pas branden
wanneer er een temperatuur wordt ingesteld die hoger is dan de actuele kamertemperatuur.
5. Om het apparaat uit te schakelen, draait u de vermogensschakelaar op "0".
•
Luchtbevochtiger:
1. Schakel het apparaat eerst
uit en verwijder dan de
luchtbevochtiger.
4. Plaats de sproeikop in het
waterreservoir.
•
Luchtbevochtiger aanwijzingen:
o
Neem de luchtbevochtiger niet in gebruik, wanneer de hoeveelheid water onder het
minimum staat.
o
U kunt het correcte functioneren van de luchtbevochtiger garanderen door gefilterd water
te gebruiken en de onderdelen schoon te houden. Zorg ervoor dat de verstuiver in de
luchtbevochtiger niet wordt geblokkeerd.
o
De luchtbevochtiger schakelt zichzelf uit na een continue werking van acht uur. Als u de
luchtbevochtiger daarna wilt blijven gebruiken, schakelt u deze uit met de aan- /
uitschakelaar en vervolgens weer in.
•
Tuimelschakelaar:
o
Het apparaat is uitgerust met een tuimelschakelaar. Als het apparaat mocht kantelen of een
te grote hellingshoek heeft, schakelt het automatisch uit. Dit gebeurt om ongelukken te
voorkomen. Het apparaat schakelt weer in, wanneer het weer rechtop staat.
•
Oververhittingsbeveiliging:
o
De oververhittingsbeveiliging zorgt ervoor dat het apparaat bij oververhitting automatisch
wordt uitgeschakeld. Als dit gebeurt, trekt u de stekker uit het stopcontact en wacht u ong.
30 minuten tot het apparaat is afgekoeld. Gelieve ook de mogelijke oorzaak van de
oververhitting weg te nemen en controleer kabel en stekker op beschadigingen. Indien er
beschadiging is opgetreden, neemt u contact op met uw verkooppunt en gebruikt u het
apparaat niet langer.
2. Verwijder de sproeikop.
5. Draai de bevochtiger min. 10
seconden, zodat het water kan
worden geabsorbeerd en plaats de
bevochtiger weer in het apparaat.
3. Vul het waterreservoir met
water.
6. Gebruik de aan- / uitschake-
laar om de luchtbevochtiger
inschakelen.