Solderen en soldeerruimen
Voer de soldeerwerkzaamheden conform de gebruiksaanwijzing van uw aangesloten soldeergereedschap uit.
Behandeling van de soldeerpunten
Bij het eerste opwarmen de selectieve en vertinbare
•
soldeerpunt met soldeersel nat maken. Dit verwijdert
oxidelagen en onreinheden aan de soldeerpunt.
Bij soldeerpauzes en voor het afleggen van de soldeerbout
•
er altijd op letten dat de soldeerpunt goed vertind is.
Geen te agressieve vloeimiddelen gebruiken.
•
Controleer altijd of de soldeerpunten goed vast zitten.
•
Stel de werktemperatuur zo laag mogelijk in.
•
Kies de voor de toepassing grootst mogelijke soldeerpunt-
•
vorm
Vuistregel: ca. zo groot als het soldeerpad.
Zorg voor een ruime warmteoverdracht tussen soldeerpunt
•
en soldeerplaats door de soldeerpunt goed te vertinnen.
Foutmeldingen en verhelpen van fouten
Melding/symptoom
Indicatie „- - -"
•
Geen displayfunctie (display
•
uit)
OFF
•
Gereedschap blijft koud
•
Temperatuurindicatie op het
•
display
Gereedschap blijft koud
•
Station functioneert niet zoals
•
gebruikelijk
Instellingswijzigingen niet
•
mogelijk
Zero Smog loopt niet aan
•
Mogelijke oorzaak
Werktuig werd niet herkend
•
Werktuig defect
•
Gereedschap niet compatibel
•
Geen netspanning voorhanden
•
Station bevindt zich in de stand-by- of
•
OFF-modus
Station bevindt zich in de stand-by- of
•
OFF-modus
Verwarming defect
•
Parameter versteld
•
Station vergrendeld
•
Geen netspanning voorhanden
•
Geen signaal voorhanden
•
Schakel bij langere werkonderbrekingen het soldeersys-
•
teem uit of gebruik de Weller-functie voor de temperatuur-
verlaging bij niet-gebruik.
Gebruik de punt met soldeersol voor u de soldeerbout voor
•
langere tijd neerlegt.
Doe het soldeersel direct op de soldeerplaats, niet op de
•
soldeerpunt.
Vervang de soldeerpunten met het bijbehorende
•
gereedschap.
Oefen geen mechanische kracht op de soldeerpunt uit.
•
Aanwijzing
De regelapparaten werden voor een gemiddelde solde-
erpuntgrootte gejusteerd. Afwijkingen door een
puntwissel of het gebruik van andere puntvormen
kunnen ontstaan.
Maatregelen om het probleem te ver-
helpen
Aansluiting van het werktuig aan het
•
toestel controleren
Aangesloten werktuig controleren
•
Netschakelaar inschakelen.
•
Netspanning controleren.
•
Toestelzekering controleren.
•
Met de toetsen UP of DOW het
•
soldeergereedschap opnieuw activeren
Bout bewegen
•
Met de toetsen UP of DOW het
•
soldeergereedschap opnieuw activeren
Soldeergereedschap controleren/
•
vervangen
Station resetten naar fabrieksinstellingen
•
Station ontgrendelen
•
Netvoeding controleren
•
Interfacebekabeling controleren
•
Instellingen interface controleren
•
NEDERLANDS
NL
51