moment dat de spanning wegviel. Zodra de stroomstoring is opgeheven, evalueert de
detector de opgeslagen gegevens en worden de uitgangen ingeschakeld op basis van de
bezetting van de detectielus.
Als de functie niet is ingeschakeld, voert de detector op dat moment in plaats hiervan een
"herkalibratie" uit waarbij de gegevens met betrekking tot dat moment worden verkregen.
Deze functie kan alleen worden ingeschakeld als de "Basisfunctie" is ingesteld op "Obsta-
kels" of "omgekeerd"; bovendien moet de "Tijdfunctie" op "Oneindig" ingesteld zijn. De
gevoeligheidsniveaus kunnen slechts 1 van tot 5 worden ingesteld. Ten slotte moet de
functie "5-Automatische gevoeligheid" uitgeschakeld zijn.
5 – PROGRAMMERING EN HERKALIBRATIE WISSEN
Het is mogelijk om alle programmeringen te wissen en de detector weer met de fabrieks-
instellingen te programmeren.
Alles wissen: u moet toets P1 en P2 gedurende ten minste 8 seconden allebei tegelijker-
tijd ingedrukt houden.
Als de omgeving van de detectielussen verandert, kan het nuttig zijn een herkalibratie uit
te voeren.
Herkalibratie: u moet P1 gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt houden.
6 – SIMULATIES EN CONTROLES
Als u de modus "simulatie" wilt inschakelen, moet u toets P1 en P2 gedurende ten minste
2 seconden allebei tegelijkertijd ingedrukt houden. Vervolgens kunt u, net als tijdens de
programmeringsfase, op P1 drukken om door de diverse typen simulatie te schuiven, ter-
wijl u op P2 kunt drukken om de simulatiewaarde te selecteren (zie volgende Tabel 8)
Beide lijsten van functies en waarden zijn "cyclisch": wanneer u het einde van de lijst
bereikt, schuift u weer verder naar het begin. Als u de simulatiemodus wilt afsluiten, moet
u P1 gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt houden.
16 - Nederlands