Reiniging En Bewaren - Grouw 97569 Manual De Instrucciones

Gebruik
Schroef de tankdop los (9) (laat het fi lter
onder de dop zitten), en giet het gebruikte
spuitmiddel in de tank (10). Schroef de dop
weer vast.
Stel de schouderbanden in op een geschikte
lengte en plaats de tank op uw rug.
Pomp het pomphandvat (3) omhoog en
omlaag om druk te creëren in de tank.
Richt het mondstuk van de lans (1) naar het
gedeelte dat gespoten moet worden en
druk de trekker (5) in om te beginnen met
spuiten. U kunt de trekker ook vergrendelen
met de vergrendelknop (4) om de rugspuit
onophoudelijk te laten spuiten.
Pomp het pomphandvat nog een keer als de
druk daalt en het spuiten stopt.
Indien nodig, kunt u het spuitprofi el van het
mondstuk wijzigen door hieraan te draaien.
Het spuitprofi el kan worden ingesteld van
een dunne stroom naar een brede mist,
afhankelijk van de aard van de taak.

Reiniging en bewaren

Indien er resterende druk is achtergebleven
in de tank wanneer u uw werkzaamheden
hebt voltooid, tilt u het veiligheidsventiel op
om de druk af te laten.
Leeg de tank na gebruik. Verwijder
ongebruikt spuitmiddel altijd in
overeenstemming met de plaatselijke
regelgeving en voorschriften!
Reinig na gebruik de tank en de tankdop
grondig aan de binnen- en buitenkant.
Lees de aanwijzingen van het spuitmiddel
door voor informatie over de vereiste
reinigingsmethode. Gebruik geen stalen
borstels, schuursponsjes of sterke/
zuurhoudende reinigingsmiddelen.
De pompeenheid, slang, lans en het
mondstuk kunnen aan de binnenkant
gereinigd worden door schoon water of
reinigingsmiddel in de tank te gieten en te
spuiten zoals hierboven beschreven, onder
Gebruik.
Als de spuit gebruikt is voor bijzonder
gevaarlijk spuitmiddel of voor middelen die
een chemische reactie kunnen veroorzaken
met andere spuitmiddelen moet deze altijd
uit elkaar gehaald worden en moet elk deel
grondig gereinigd worden.
Smeer na elk gebruik het pomphandvat,
de pompeenheid en het mondstuk in met
smeerolie.
Niet blootstellen aan hoge temperaturen of
direct zonlicht.
Vervang de afdichtingen als deze lekken,
versleten of kapot zijn, of als de werking van
de pomp achteruit gaat.
NL
33