4.4 Aansluitopties
Naast de standaardaansluitingen kunnen nog een aantal opties worden aangesloten.
4.4.1 Startaccu
De Multi heeft een aansluiting voor het laden van een startaccu. Zie voor het aansluiten
appendix A.
Trickle laaduitgang wordt beschermd door automatische overstroom- en
overbelastingsbeveiliging (uitschakelstroom 1 A, Imax = 5,5 A).
4.4.2 Temperatuursensor
Voor temperatuur gecompenseerd laden kan de bijgeleverde temperatuursensor worden
aangesloten (zie Appendix A). De sensor is geïsoleerd en moet op de min-pool van de accu
worden gemonteerd. De standaard uitgangsspanningen voor Float en Absorptie zijn 25 °C.
Reduced Float spanning volgt de Float spanning en Raised Absorptie spanning volgt
Absorptie spanning. In de instel-mode werkt de temperatuur compensatie niet.
4.4.3 Afstandsbediening
Het product kan op twee manieren op afstand bediend worden:
- Met een externe schakelaar
- Met een Multi Control Panel
Zie §5.4 voor de juiste DIP switch instellingen.
4.4.4 Programmeerbaar relais
De Multi is voorzien van een programmeerbaar relais, dat standaard is geprogrammeerd als
alarm relais. Het relais kan echter voor allerlei andere toepassingen geprogrammeerd
worden, bijvoorbeeld als startrelais voor een aggregaat.
4.4.5 Parallelle aansluiting (zie bijlage C).
De MultiPlus kan parallel worden geschakeld met meerdere identieke apparaten. Hiervoor
wordt een verbinding tussen de apparaten gemaakt met behulp van standaard RJ45 UTP-
kabels. Het systeem (één of meerdere MultiPlus-units plus een optioneel bedieningspaneel)
moet daarna worden geconfigureerd (zie hoofdstuk 5).
Bij het parallel schakelen van MultiPlus-units moet aan de volgende voorwaarden voldaan
worden:
- Maximaal zes parallel geschakelde units.
- Alleen identieke apparaten mogen parallel worden geschakeld.
- De DC-aansluitkabels naar de apparaten moeten allemaal even lang zijn en dezelfde doorsnede hebben.
- Indien een plus- en min-DC-verdeelpunt wordt gebruikt, moet de doorsnede van de aansluiting tussen de
accu's en het DC-verdeelpunt minstens gelijk zijn aan de som van de vereiste doorsneden van de
aansluitingen tussen het verdeelpunt en de MultiPlus-units.
- Plaats de MultiPlus-units dicht bij elkaar, maar zorg voor minimaal 10 cm ventilatieruimte onder, boven en
aan de zijkant van de units.
- Op slechts één unit in het systeem hoeft een accutemperatuursensor te worden aangesloten. Als de
temperatuur van meerdere accu's moet worden gemeten, kunt u ook de sensoren van andere MultiPlus-
units in het systeem aansluiten (max. 1 sensor per MultiPlus). De temperatuurcompensatie tijdens het
opladen van de accu reageert dan op de sensor die de hoogste temperatuur meet.
- Er kan maar één afstandsbediening op het systeem worden aangesloten.
10