Afbeelding 4: Relaisconfiguratie
(1) 3,3 kΩ / 680 Ω geschakelde
relaisuitgang (standaard)
Afbeelding 5: Uitgang EOL-configuratie
(1) 15 kΩ
Afbeelding 2 toont de indeling van de interfacekaart voor
2010-2-PIB-randapparatuur. Overige modellen bevatten alleen
de ingangen en uitgangen die nodig zijn voor het product.
Installatie
WAARSCHUWING:
Gevaar van elektrocutie. Om persoonlijk
letsel of dood door elektrocutie te vermijden, dient u alle
stroomtoevoer af te sluiten en opgeslagen energie te ontladen
voordat u apparatuur installeert of verwijdert.
Installeer de kaart op de onderstaande wijze. Controleer of
systeemvoedingsvereisten voordat u uitgangen aansluit. Zie
"Systeemvoedingsvereisten" hieronder.
Opmerking:
•
De kaart is niet bedoeld voor installatie in centrales met
kleine behuizingen.
•
Om de 2010-2-PIB-8I8O te installeren, moet het
moederbord van de brandmeldcentrale PCB_2010_2MB
Is.5 Rev.1 (of later) zijn. Installeer de 2010-2-PIB-8I8O
niet in brandmeldcentrales met een eerdere versie van het
moederbord.
U installeert de kaart als volgt:
1.
Installeer de kaart in sleuf 1 van het chassis van de
centrale, zoals wordt weergegeven in Figure 1, en
bevestig deze aan het chassis met de meegeleverde
schroeven.
2.
Sluit ingangen aan op IN1 t/m IN8 en uitgangen op OUT1
t/m OUT8. Zie Figure 2 voor de locaties van uitgangen op
de kaart.
Sluit ingangen en uitgangen af al naar gelang de
systeemvereisten (zie "Specificaties" hieronder). Klasse A-
bedrading voor uitgangen wordt niet ondersteund.
Configureer relaisuitgangen zoals beschreven in
"Configuratie van relaisuitgangen" op pagina 2.
3.
Sluit eventueel een externe 24 VDC-voedingsbron aan op
EXT IN en configureer de kaart voor het gebruik van de
externe voedingsbron door jumpers J1 t/m J4 te
verwijderen. Zie "Voedingsconfiguratie" hieronder.
4.
Sluit eventuele externe apparaten die u wilt voeden via de
kaart aan op EXT OUT.
5.
Sluit de voeding van de centrale weer aan en configureer
de kaart, ingangen en uitgangen op de centrale.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de centrale voor
meer informatie.
Let bij alle aansluitingen op de polariteit. De lengte van
de voedingskabels die op EXT IN en EXT OUT worden
aangesloten mag niet langer zijn dan 3 m.
P/N 501-407801-1-40 • ISS 07SEP21
(2) Relaiscontactuitgang,
normaal open (NO)
(2) EN 54-13
Configuratie van relaisuitgangen
Relaisuitgangen kunnen worden geconfigureerd voor
bediening via relaiscontactuitgang (normaal open) of voor
3,3 kΩ / 680 Ω schakelaarbediening met jumpers J15 t/m J18.
De standaard instelling voor relaisuitgangen is 3,3 kΩ / 680 Ω
schakelaarbediening.
Zie Figure 3 voor jumperlocaties en Figure 4 voor configuratie-
instellingen.
Voedingsconfiguratie
Standaard levert de centrale 24 VDC.
Als de systeemvoedingsvereisten de maximumwaarde
overschrijden die de centrale kan leveren, sluit u een externe
voedingseenheid van 24 VDC aan op EXT IN en verwijdert u
jumpers J1 t/m J4. Zie Figure 3 voor de locaties van de
jumpers.
Systeemvoedingsvereisten
Waarschuwing:
Mogelijke schade aan apparatuur. Om
schade aan de voeding te voorkomen, moet u ervoor zorgen
dat de maximum systeemvoedingsvereisten niet hoger zijn dan
de beschikbare voeding (intern of extern). Dit moet u doen
voordat u de uitgangen aansluit.
Om de systeemvoedingsvereisten te bepalen, berekent u
de maximale stroom die wordt gebruikt wanneer voor alle
apparaten het alarm is ingeschakeld of wanneer ze zijn
geactiveerd, waarbij u uitgaat van de alarmstroom die is
aangegeven op de installatiebladen van het product.
Specificaties
Bedrijfsspanning
Stroomtoevoer
Stand-by
2010-2-PIB
2010-2-PIB-8I8O
2010-2-PIB-8I
2010-2-PIB-8O
Geactiveerd [1]
2010-2-PIB
2010-2-PIB-8I8O
2010-2-PIB-8O
Stroomverbruik per uitgang
Geactiveerd
Ingangactivering
Open circuit
Rusttoestand
Geactiveerd
Kortsluiting
EOL-afsluiting
Typisch
EN 54-13
Relaiscontactspanning
3,3 kΩ / 680 Ω relaisuitgang
met schakelaar
Geactiveerd
Niet geactiveerd
Bedrijfsomgeving
Bedrijfstemperatuur
Opslagtemperatuur
Relatieve
luchtvochtigheid
24 V gelijkstroom
26 mA
26 mA
26 mA
16 mA
4026 mA
4026 mA
4016 mA
500 mA bij 25°C
>20,2 kΩ
15 kΩ
60,2 Ω t/m 8 kΩ
<60,2 Ω
EOL 15 kΩ, 1/4 W weerstand [2]
EOL Klasse B (EN 54-13)-apparaat [2]
2 A bij 30 VDC
560 Ω
3,3 kΩ
−5 tot +40°C
−20 tot +50°C
10 tot 95% (niet-condenserend)
17 / 32