Berg het apparaat veiligop. Als het apparaat
niet wordt gebruikt, moet het worden
opgeborgen op een droge, verhoogde
of afgesloten plek buiten het bereik van
kinderen.
Regulier(e) reiniging, onderhoud
Haal altijd de stekker uit het stopcontact na
het werken met de machine.
Zorg ervoor dat er geen water, olie of vuil in
de machine terechtkomt.
Controleer het veiligheidsventiel zo nu en
dan op schade.
Als de machine niet wordt gebruikt, moet
het worden opgeborgen op een droge,
verhoogde of afgesloten plek buiten het
bereik van kinderen.
Druk op de AAN-UIT-schakelaar om de
compressor uit te schakelen.
Verlaag de druk van het vat
voordat u reinigings- en/of
onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Letselgevaar!
Watercondensatie
Gecondenseerd water moet dagelijks
worden afgevoerd door het afvoerventiel te
openen (onderkant van het drukvat).
Veiligheidsventiel
Het veiligheidsventiel is ingesteld op de
maximaal toegelaten druk van het drukvat.
Het aanpassen van het veiligheidsventiel of
het verwijderen van de afdichting is NIET
toegestaan.
110
Het zuig� lter reinigen
Het koper� lter biedt bescherming tegen het
binnenkomen van vreemde deeltjes en stof.
Dit � lter moet altijd worden gereinigd of
vervangen als er een verlies van prestatie is
of na uiterlijk 100 werkuren.
Kleinere stofafzettingen kunnen worden
verwijderd met een borstel of een
persluchtpistool.
Als de verontreinigingen van het � lter
heviger zijn, dompelt u het � lter gedurende
drie minuten in benzine waarna u het
voorzichtig reinigt. Droog het daarna met
een föhn.
Waarschuwing! Wacht tot de compressor
volledig is afgekoeld. Risico op
verbranding!
• Instelling van drukschakelaar
De drukschakelaar is in de fabriek ingesteld.
Inschakeldruk circa 6 bar, uitschakeldruk 8
bar
• Mogelijke oorzaken van storingen, die
tot een overbelasting van de motor leiden
en daardoor de overbelastingsbeveiliging
activeren:
• Te hoge netspanning.
• Te hoge omgevingstemperaturen en
onvoldoende luchttoevoer
• Defecte compressorventielen of lekkend
terugslagventiel
• Slippende riem
Schakel de wisselstroommotors weer in na
het afkoelen. Raak hete onderdelen van de
eenheid en leidingen niet aan.