Publicidad
Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
kan anders beschadigd raken.
•
De ingeschakelde lamp (M) kan tijdens gebruik heet worden. Raak de lamp niet
aan om verbrandingen te vermijden.
Ingebruikneming
In- en uitschakelen
Om de inspectiecamera in te schakelen drukt u op de aan/uit-toets (H).
Om de inspectiecamera uit te schakelen houdt u de aan/uit-toets (H).
Spiegel, magneet of haak monteren (zie afbeelding A, C, D)
De spiegel (S), de magneet (U) en de haak (T) kunnen als hulpmiddel
op de camerakop worden gemonteerd.
Schuif de hoes om het accessoire vast te zetten.
Opmerking: De magneet (U) en de haak (T) zijn alleen geschikt voor het bewegen
en verwijderen van loszittende kleine en lichte voorwerpen. Als er te hard wordt
getrokken, kunnen de inspectiecamera of het hulpmiddel beschadigd raken.
Helderheid en backlight in de camerakop instellen
Bij het inschakelen van de camera wordt ook het licht (M) in de camerakop ingescha-
keld. De ingestelde helderheid bedraagt 50 %.
Om het camerabeeld lichter te maken, kunt u de helderheid (I) regelen of het backlight
(J) instellen.
Opmerking: In zwart-wit-contrast bedraagt de ingestelde helderheid 100 %.
Kijk niet rechtstreeks in de lamp (M) en richt de lamp niet op andere personen. Het licht
van de lamp kan uw ogen verblinden.
Druk voor het verminderen van de helderheid en het uitschakelen van de cameralamp
(M) zo vaak op de toets (I) tot de gewenste helderheid is bereikt of de lamp is uitgescha-
keld.
Beeld op het display vergroten (zoom)
Door op de toets (G) te drukken kunt u de foto op het display met het 1,5-voudige of
2-voudige vergroten.
Beeld op het display draaien
Met de toets (F) draait u de foto op het display 360°.
De weergavemodus wijzigen
De toets (K) schakelt van kleurmodus naar zwart-witmodus.
Tips voor de werkzaamheden
Controleer de omgeving die u wilt inspecteren en let in het bijzonder op obstakels en
gevaarlijke plaatsen.
Buig de camerakabel (B) zodanig dat de camerakop goed in de te onderzoeken omge-
ving kan worden gebracht. Voer de camerakabel voorzichtig in.
Pas de helderheid van het cameralicht (M) zodanig aan dat de foto goed herkenbaar is.
Bij sterk reflecterende voorwerpen kunt u bijvoorbeeld met minder licht of zwart-wit-
contrast een betere foto verkrijgen.
Als te onderzoeken voorwerpen onscherp worden weergegeven, verkleint of vergroot u
de afstand tussen camerakop (C) en voorwerp.
55
NL
Publicidad
