6. MONTAGE-INSTRUCTIES EN CONFIGURATIE
De montage dient door een gekwalificeerde, vakkundige persoon te ge-
beuren. Neem de vijf standaard veiligheidsregels in acht!
6.1 Wandmontage
Voor de wandmontage moeten de vier behuizingschroeven in het deksel losgedraaid wor-
den. Vervolgens wordt de frontplaat weggenomen en indien nodig wordt ook de lintkabel
via de stekker losgekoppeld. De onderste schaal van de behuizing kan nu aan een wand
gemonteerd worden.
6.2 Sensormontage
De sensor reageert op watercontact bij de twee metaalcontacten (sensorcircuit wordt ges-
loten). De montagehoogte van de sensor is bepalend voor de vraag vanaf welk punt de
watermelder een alarm moet afgeven. De sensorkabel kan met een 2-aderige kabel tot max.
50 meter verlengd worden en per ingang kunnen vijf watersensoren parallel aangesloten
worden.
6.3 Bezetting van de aansluiting
Belangrijk! De aansluitkabels die naar de watermelders leiden moeten
als vaste opbouwkabels geïnstalleerd worden.
L
L
N
L
N PE
Bedrijfsspanning
230 V AC
50-60 Hz
Relais
8A/230V
Relaisinsteekkaart
Aansluitings
N
PE
PE
S
G
Ö
Sensor 1
schakelaar
Optie:
9 V Blok-
batterij
Sensor 3
Sensor 2
Vlotter-
Vlotter-
Vlotter-
schakelaar
schakelaar
Sensor 4
Vlotter-
schakelaar
23