Meerdere SureFlow-stations voor
zuurstoftoevoer gebruiken
Er kunnen minimaal twee SureFlow-stations
worden gecombineerd om de stroom van een enkele
zuurstofconcentrator of andere zuurstofbron te verdelen
over nog meer zuurstofaansluitingen, zodat nog meer
patiënten kunnen worden bediend. Het maximale
debiet dat voor alle gecombineerde debietmeters van de
stroomstations kan worden ingesteld, mag niet hoger zijn
dan het vermogen van de zuurstofbron.
Ga als volgt te werk om zuurstof naar de SureFlow-
systemen aan te voeren:
NB: tijdens de installatie wordt in eerste instantie niets
aangesloten op de zuurstofconcentrator. Dit is belangrijk,
want zo wordt voorkomen dat er te veel van de concentrator
wordt gevraagd wanneer hij wordt gebruikt in combinatie met
SureFlow-systemen.
1. Schakel de netvoeding naar de
zuurstofconcentrator in en zet de I/O-schakelaar
op 'I' om hem in te schakelen.
2. Stel de debietmeter naar de zuurstofconcentrator
in op het maximale vermogen voor het systeem
(bijvoorbeeld 5, 8 of 10 l/min, afhankelijk van het
concentratormodel).
3. Gebruik een tweede zuurstofslang van 2,1 m (7 ft.)
(onderdeel CU004-2) om het beschikbare uiteinde
van het eerste stroomstation te verbinden met een
inlaat op het tweede stroomstation (zie afbeelding
4).
Afbeelding 4
4. Herhaal stap 3 met extra zuurstofslangen en
stroomstations wanneer u meer dan twee
stroomstations gebruikt.
5. Test alle uiteinden van de slangen zo nodig op
lekkage door een sopje op beide aansluitpunten
aan te brengen. Wanneer er belletjes ontstaan, is er
sprake van een lek; sluit de aansluiting goed aan
tot er geen lekkage meer optreedt.
42 — MN152-1 G DUT
Eventuele lekkages kunnen gemakkelijker worden
geconstateerd door de concentrator te laten draaien
terwijl alle debietmeters van het stroomstation zijn
uitgeschakeld. De debietmeter op de concentrator
moet een waarde van nul aangeven wanneer er
geen lekkage is.
Een andere methode om de bron van een lek vast
te stellen, is door uw duim achtereenvolgens op
de verschillende aansluitingen van het SureFlow-
station te plaatsen. Het balletje in de debietmeter
moet bij elke test naar nul dalen als bewijs dat er
geen lekkage in het SureFlow-station aanwezig is.
6. Bevestig, afhankelijk van het aantal patiënten
dat zuurstof krijgt toegediend, maximaal vijf (5)
canules per stroomstation. De lengte van de canule
per aansluiting dient maximaal 15 meter (50 ft.)
te zijn.
NB: controleer voordat u debietmeters instelt of het SureFlow-
station waterpas staat en of u onder de juiste kijkhoek staat om
de instellingen goed te kunnen lezen en te kunnen aanpassen
(zie afbeelding 3). U dient altijd te zorgen dat u zich voor de
debietmeters bevindt die moeten worden afgesteld, of de
stroomstations nu aan de wand zijn gemonteerd of op een bureau
of tafel staan (buig eventueel naar voren, zodat de meters zich
op ooghoogte bevinden). Wanneer u naar de debietmeter kijkt,
dienen de zwarte horizontale lijnen aan de voor- en achterzijde
perfect te zijn uitgelijnd (zodat elke combinatie van voorste en
achterste lijnen een geheel vormt). Bij de juiste afstelling lijkt het
alsof de bal in de debietmeter horizontaal wordt gesplitst door
een lijn in het midden van de bal.
7. Stel op elke debietmeter die bij de stroomstations
wordt gebruikt het gewenste debiet in. Het
maximumdebiet is afhankelijk van het vermogen
van de gebruikte zuurstofconcentrator. De som van
de debietinstellingen op de debietmeters van het
stroomstation mag niet hoger zijn dan het totale
vermogen van de zuurstofconcentrator.
WAARSCHUWING: HET IS UITERST BELANGRIJK
OM DE DEBIETEN ZO NODIG OPNIEUW AF TE
STELLEN OP ALLE DEBIETMETERS DIE OP DE
STROOMSTATIONS WORDEN GEBRUIKT
WANNEER STROOMSTATIONS WORDEN
AANGEPAST OF STOPGEZET, ZODAT DE JUISTE RECEPTEN
WORDEN TOEGEDIEND VIA ALLE ZUURSTOFAANSLUITINGEN OP
HET SYSTEEM. ER KUNNEN VERSCHILLENDE STAPPEN NODIG
ZIJN OM HET DEBIET OP ALLE SUREFLOW-DEBIETMETERS TE
STABILISEREN.
8. Controleer of de debietmeter op de
zuurstofconcentrator nu het totale gecombineerde
debiet toont dat door de stroomstations wordt
gebruikt.