IMG STAGELINE GA-12100R Manual De Instrucciones página 14

Tabla de contenido

Publicidad

NL
5 Bediening
1) Plaats de volumeregelaar VOLUME (14) in de
B
minimumstand, alvorens in te schakelen. Zo ver-
mijdt u inschakelploppen. Schakel vervolgens
met de POWER-schakelaar (16) de gitaarver-
sterker in.
2) Selecteer eerst het gewenste kanaal met de
kanaal-keuzetoets CHANNEL SELECT (10) of
doe dit met een voetschakelaar die op de jack
CH/GAIN (23) is aangesloten (de voetschake-
laar is bovengeschikt aan de bedieningselemen-
ten op het toestel):
Als de keuzetoets niet is ingedrukt, is het NOR-
MAL CHANNEL (onvervormde klank) geselec-
teerd. De groene LED rechts boven de keuze-
toets licht op.
Als de keuzetoets is ingedrukt, is het OVER-
DRIVE CHANNEL (vervormde klank) geselec-
teerd. De rode LED links boven de keuzetoets
licht op.
5.1 NORMAL CHANNEL (onvervormde klank)
1) Voor de optimale regeling van de klank plaatst u
de volumeregelaars LEVEL (11) en VOLUME
(14) eerst in de middelste stand.
2) Stel de klank in met de drie klankregelaars (12)
voor lage (BASS) en hoge (HIGH) tonen en voor
middentonen (MIDDLE).
3) Selecteer met de volumeregelaar LEVEL (11) het
gewenste geluidsvolume.
Met de regelaar VOLUME (14) kunt u het
volume voor het OVERDRIVE CHANNEL en het
NORMAL CHANNEL gezamenlijk verhogen of
verlagen, terwijl met de regelaars LEVEL (9 en
11) voor het betreffende kanaal het kanaalvo-
lume wordt ingesteld.
5 Funcionamiento
E
1) Antes de conectarlo, el potenciómetro VOLUME
(14) debería establecerse al mínimo para evitar
ruidos en la conexión. Luego conectar el amplifi-
cador de guitarra con la tecla POWER (16).
2) Primero seleccionar el canal deseado con el
botón de conmutación del canal CHANNEL SE-
LECT (10) o con el pedal conectado a la toma
CH/GAIN (23) [el pedal tiene prioridad sobre el
funcionamiento en la unidad]:
Si no se presiona el botón de conmutación, el
canal NORMAL CHANNEL (sonido no distorsio-
nado) es seleccionado. El LED verde de la
derecha encima del botón de conmutación se ilu-
mina.
Si el botón de conmutación se presiona, el canal
OVERDRIVE CHANNEL (sonido distorsionado)
se selecciona. El LED rojo de la izquierda encima
del botón de selección se ilumina.
5.1 NORMAL CHANNEL (sonido no distorsio-
nado)
1) Para un control óptimo del nivel del sonido, por el
momento establecer los potenciómetros de volu-
men LEVEL (11) y VOLUME (14) en una posición
de volumen medio.
2) Ajustar el sonido con los tres potenciómetros del
ecualizador (12) para las frecuencias bajas
(BASS), medias (MIDDLE), y agudas (TREBLE).
3) Luego seleccionar el volumen deseado con el
potenciómetro LEVEL (11).
Con el potenciómetro VOLUME (14) el volu-
men para el canal OVERDRIVE CHANNEL y el
canal NORMAL CHANNEL puede ser elevados o
atenuados juntamente mientras el volumen del
canal respectivo se ajusta con los potencióme-
tros LEVEL (9 y 11).
14
5.2 OVERDRIVE CHANNEL
(vervormde klank)
1) Voor de optimale regeling van de klank plaatst u
de volumeregelaars LEVEL (9) en VOLUME (14)
eerst in de middelste stand.
2) Met de versterkingsregelaars GAIN 1 (2) en
GAIN 2 (4) wordt de graad van de oversturing
van het ingangssignaal en bijgevolg de vervor-
mingsgraad ingesteld. Selecteer de betreffende
versterkingsregelaar met de toets GAIN SELECT
(7) en draai de regelaar volgens de gewenste
vervorming open. GAIN 2 is geselecteerd, wan-
neer u op de toets GAIN SELECT drukt. De rode
LED (5) boven de toets licht dan op. De groene
LED (3) licht op, wanneer GAIN 1 is geselec-
teerd.
Voor GAIN 2 kan via de regelaar CONTOUR (6)
ook het karakter van de klank worden ingesteld.
Het wisselen tussen GAIN 1/GAIN 2 kan ook
gebeuren met een voetschakelaar die op de jack
CH/GAIN (23) is aangesloten.
3) Met de drie klankregelaars (8) kunt u onafhanke-
lijk van de klankregelaars van het NORMAL
CHANNEL de klank instellen voor het OVER-
DRIVE CHANNEL.
4) Stel met de volumeregelaar LEVEL (9) het ge-
wenste geluidsvolume in.
Met de regelaar VOLUME (14) kunt u het
volume voor het OVERDRIVE CHANNEL en het
NORMAL CHANNEL gezamenlijk verhogen of
verlagen, terwijl met de regelaars LEVEL (9 en
11) voor het betreffende kanaal het kanaalvo-
lume wordt ingesteld.
5.2 OVERDRIVE CHANNEL (sonido distorsio-
nado)
1) Para un control óptimo del nivel del sonido, por el
momento establecer los potenciómetros de volu-
men LEVEL (9) y VOLUME (14) en una posición
de volumen medio.
2) Con los potenciómetros de ganancia GAIN 1 (2) y
GAIN 2 (4) el rango de overdrive para la señal de
entrada y así el rango de distorsión serán ajus-
tados. Seleccionar el potenciómetro de ganancia
correspondiente con el botón GAIN SELECT (7) y
subir el potenciómetro según la distorsión desea-
da. GAIN 2 se selecciona si el botón GAIN SE-
LECT está presionado. Luego el LED (5) rojo de
encima del botón se ilumina. El LED (3) verde se
ilumina si el GAIN 1 está seleccionado.
Para GAIN 2 es posible ajustar el sonido adi-
cionalmente vía el potenciómetro CONTOUR (6).
La conmutación GAIN 1/GAIN 2 puede tam-
bién hacerse con un pedal conectado a la toma
CH/GAIN (23).
3) Los tres potenciómetros del ecualizador (8) per-
miten un ajuste del sonido para el canal OVER-
DRIVE CHANNEL independientemente de los
potenciómetros del ecualizador del canal NOR-
MAL CHANNEL.
4) Con el potenciómetro de volumen LEVEL (9)
ajustar el volumen deseado.
Con el potenciómetro VOLUME (14) el volu-
men para el canal OVERDRIVE CHANNEL y el
canal NORMAL CHANNEL puede ser elevados o
atenuados juntamente mientras el volumen del
canal respectivo se ajusta con los potencióme-
tros LEVEL (9 y 11).
5.3 Het nagalmeffect aan het signaal toevoe-
gen
Het nagalmeffect kan op beide kanalen aan het sig-
naal worden toegevoegd. Stel met de regelaar
REVERB (13) de gewenste nagalmsterkte in. Als de
regelaar in de minimumstand staat, wordt geen
nagalm aan het signaal toegevoegd. Hoe verder de
regelaar wordt opengedraaid, des te sterker de
nagalmsterkte. Het nagalmeffect is na de effectlus
geschakeld, d.w.z. dat het nagalmeffect wordt
toegevoegd aan het signaal dat naar de jack
RETURN (26) is gestuurd.
Met een voetschakelaar die op de jack REVERB
(24) is aangesloten, kan het ingestelde nagalmeffect
worden in- en uitgeschakeld.
5.4 Massaschakelaar
Indien u bij aansluiting op de jack LINE OUT (22) of
de effectenkanaaljack EFFECT LOOP SEND (28) of
RETURN (26) een storende bromtoon hoort, dan
kan dit te wijten zijn aan een aardlus. Aardlussen
ontstaan wanneer twee apparaten zowel via de sig-
naalmassa als via de aardleiding van de voedings-
spanning of via een geleidende verbinding van de
behuizing met elkaar in contact zijn. Om een derge-
lijke aardlus te verhinderen, plaatst u de mas-
saschakelaar (19) in de stand LIFT.
5.3 Añadiendo el efecto de reverberación
Es posible añadir el efecto de reverberación a los
dos canales. Ajustar la parte de reverberación
deseada con el potenciómetro REVERB (13). Si el
potenciómetro está en la posición mínima, no hay
reverberación añadida a la señal. Cuanto más se
sube el potenciómetro, mayor es la parte de rever-
beración. El efecto de reverberación se conecta
después del bucle de efecto, es decir el efecto de
reverberación se añade a la señal cuando se ali-
menta en la toma RETURN (26).
El efecto de reverberación ajustado puede
conectarse y desconectarse a través de un pedal
conectado a la toma REVERB (24).
5.4 Tecla Ground lift
Si puede oírse un zumbido interferente cuando se
conecta la toma LINE OUT (22) o las tomas de vía
de efectos EFFECT LOOP SEND (28) o RETURN
(26), puede ser debido al bucle de masa. Bucles de
masa ocurren si dos unidades tienen contacto vía la
masa de señal así como vía el conductor de masa
de la alimentación o mediante una conexión con-
ductiva de la caja. Para abrir este bucle de masa,
colocar la tecla de ground lift (19) en posición LIFT.

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

24.3880

Tabla de contenido