Elektrische Aansluiting; Controle Van De Installatie - Alde Compact 3010 Instrucciones De Manejo

Ocultar thumbs Ver también para Compact 3010:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 63
ELEKTRISCHE
AANSLUITING
 92/7 '& ¿J (
Sluit de kabel (E 34) tussen het bedie-
ningspaneel en de gasketel aan. N.B.
Indien er nog vloeistof in het verwarmings-
systeem zit, kan de 12 Volt aansluiting
nog niet op de ketel worden aangesloten.
Dit om te voorkomen dat de ketel niet per
ongeluk wordt gestart zonder dat er vloei-
stof in het systeem zit.
De kabel mag niet worden verlengd.
Gebruik alleen originele kabels van Alde
die verschillende lengtes verkrijgbaar zijn.
De 12 volt stroomtoevoer naar de ketel
moet direct vanaf de accu via de hoofd-
schakelaar (E 35) van de caravan/camper
worden aangesloten of via een aparte
schakelaar (de ketel verbruikt ca. 70 mA
in stand by of uitgeschakelde stand).
In directe aansluiting op de accu moet een
5 A zekering (E 36) worden gemonteerd.
De plus- en de minkabel tussen de accu
en de ketel dient een dikte van 1,5 mm2
te hebben voor een tot 20 meter lange
kabel (10 m voor de pluskabel en 10 m
voor de minkabel). In geval van een lan-
gere kabel moet dit 2,5 mm2 zijn. Indien
gebruik wordt gemaakt van een trans-
formator in plaats van een accu, moet
deze van goede kwaliteit zijn en echte
gelijkstroom leveren, geen pulserende
gelijkstroom. De elektrische aansluiting
vanaf de ketel naar de circulatiepomp in
het expansievat moet worden uitgevoerd
met een 2-aderige kabel van minimaal 0,5
mm2 (max. lengte 6 m). Bij een langere
kabel 0,75 mm2. Bevestig de kabel aan
de 2-polige stekker en sluit deze op het
contact (E 38) op de ketel aan en op het
contact van de circulatiepomp (E 39).
N.B. 12 V kabels of kabels voor sensoren
niet vastzetten samen met 230 V kabels.
Plaats de kabels bij voorkeur ook niet
naast elkaar, met het oog op bedrijfssto-
ringen indien de kabels met een kabelbin-
der bij elkaar worden gebonden.
26
230 VOLT ~
De ketel (elektrisch verwarmingselement)
moet worden aangesloten op een vaste
230 V~ stroomvoorziening en worden
afgezekerd met een 10 A zekering voor
een 2 kW element en 16 A voor een 3kW
element. De ketel moet zijn geaard. De
installatie ervan moet worden uitgevoerd
door een erkende installateur volgens
de van toepassing zijnde landelijke voor-
schriften. Er mag alleen een originele Alde
aansluitkabel worden gebruikt.
WAARSCHUWING: 230 V ~ moet volle-
dig gescheiden liggen van 12 V.
Fig E
34. Verlengingskabel 35. Schakelaar
36. Hoofdzekering 5 A.
37. Aansluitblok voor 12 V in.
38. 2-polig aansluitblok op ketel.
39. 2-polig aansluitblok op pomp.
40. Bedieningspaneel 3010 413/613
41a. Circulatiepomp 12 V.
41b. Circulatiepomp 230 V/12 V.
42. Ketel.
43. 10-polig aansluitblok.
44. Accu 12 V.
VULLEN VAN HET VERWAR-
MINGSSYSTEEM
Het verwarmingssysteem moet worden
gevuld met een vloeistofmengsel van
water en antivries. Gebruik bij voorkeur
een kant-en-klaar antivries (glycol) van
hoge kwaliteit (met inhibitoren) geschikt
voor een aluminium verwarmingssys-
teem. Indien van geconcentreerd antivries
gebruik wordt gemaakt, moet het mengsel
uit 60% water en 40% antivries bestaan.
Indien de verwarmingsinstallatie wordt
blootgesteld aan temperaturen lager dan
-25° moet het antivriesgehalte worden
verhoogd, maar nooit hoger dan 50%.
Het reservoir waar het vloeistofmengsel
in wordt voorbereid moet goed schoon
zijn en de leidingen van het verwarmings-
systeem dienen vrij van verontreinigingen
te zijn. Dit om bacteriegroei in het sys-
teem te voorkomen. Het systeem moet
worden gevuld in het expansievaatje. Het
zij handmatig of met behulp van de Alde
bijvulpomp, waarmee het systeem zowel
wordt bijgevuld als ontlucht. Indien het
systeem handmatig wordt gevuld, moet
de vloeistof langzaam worden bijgevuld
totdat het niveau ca.1 cm boven de MIN-
streep van het vat staat.
Ontlucht het systeem. Meer vloeistof bij-
vullen indien het niveau na het ontluchten
is gezakt. In geval van een pas gevuld
systeem, moet het systeem gedurende
de eerste dagen dat de verwarming wordt
gebruikt met regelmatige tussentijden
herhaalde malen worden ontlucht.
Voor overig onderhoud aan het verwar-
mingssysteem, wordt naar de gebruiks-
aanwijzing verwezen.
CONTROLE VAN DE
INSTALLATIE
Gassysteem
‡ Na installatie of service moet de afdich-
ting van de gasinstallatie altijd worden
gecontroleerd volgens de van toepas-
sing zijnde voorschriften. In geval van
lekkage moet het lek worden opge-
spoord met een lekspray of zeepwater.
N.B. Gebruik nooit open vuur voor het
opsporen van lekkage.
‡ Controleer of de drukregelaar de juiste
druk levert (30 mbar).
‡ Ter bevordering van de veiligheid wordt
aanbevolen om de gaslektester van
Alde te monteren. Deze moet direct na
de drukregelaar worden gemonteerd
en met één druk op de knop kan dan
worden gecontroleerd of de installatie
goed afdicht.
Verwarmingssysteem
‡ De afdichting van het verwarmings-
systeem moet worden gecontroleerd
wanneer het hele systeem zichtbaar
is, d.w.z. voordat de inrichting wordt
gemonteerd. Deze controle kan op
twee manieren worden gedaan. Een
dichtheidscontrole met 0,75 - 1,0 bar
druk gedurende 15 minuten, drukver-
mindering maximaal 0,05 bar, of door
het systeem te vullen met vloeistof
en daarna een visuele controle uit te
voeren. Er mag zich absoluut geen lek-
kage van vloeistof voordoen.
‡ Controleer of alle slangklemmen zijn
gemonteerd en op de juiste plek zitten.
Overig
‡ Controleer of de ontluchtings- en
aftapslangen van het expansievat en
de aftapklep voor het warme water
eventueel verstopt zijn.
‡ Controleer of de schoorsteen en de
slangen goed zitten en of alle slang-
klemmen zijn gemonteerd en vastge-
draaid.
‡ Controleer of het servicejournaal van
de ketel is ingevuld met fabricagenum-
mer en installatiedatum.
‡ Controleer of het jaartal is aangekruist
op het typeplaatjes van de ketel
(tijdens montage of eerste inbedrijfstel-
ling).

Hide quick links:

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido