instaLLatieVoorsCHriFten ComPaCt 3010
deze voorschriften gaan over de instal-
latie en de montage van de ketel en het
expansievat. Lees deze voorschriften
zorgvuldig voordat u de ketel instal-
leert.
Deze gebruiksaanwijzing is goedgekeurd
voor CV-Ketel Alde Compact 3010 voor
montage in caravan, camper en gebou-
wen volgens CE nr. 0845 BP0003, instal-
latie in voertuigen e500 0005 en EMC
e503 0261.
Installatie en reparatie mogen alleen
worden uitgevoerd door een erkende
installateur. De nationale bepalingen
moeten altijd worden opgevolgd.
teCHnisCHe gegeVens
afmetingen/gewicht
Hoogte ketel: 310 mm
breedte ketel: 340 mm
Lengte ketel: 510 mm
gewicht:
14 kg (zonder vloeistof)
gas:
Propaan
Vermogenstap 1: 3,3 kW
Verbruik:
245 g/h
Vermogenstap 2: 5,5 kW
Verbruik:
405 g/h
druk:
I3+ 28-30/37 mbar
I3B/P 30 mbar
Volume / druk/ temp.
Vloeistofvolume radiotorwater: 3,5 liter
Vloeistofvolume warm water: 8,4 liter
max. druk radiatorwater:
max. druk warm water:
systeemtemperatuur:
230 V ~
Vermogen verwarmings-
element:
1 x 1050 W
(2 alt. 3 kW)
1 x 2100 W
12 V dC
stroomverbruik:
1 amp. (max.)
Zekering:
3,15 amp+/3,15 amp-
24
montage Van de keteL
De ketel dient bij voorkeur in een kle-
renkast of een opbergruimte te worden
gemonteerd, maar kan indien nodig ook
onder de vloer van het voertuig worden
gemonteerd. Bij plaatsing aan buitenzijde
van het voertuig moet de ketel worden
ingebouwd in een gesloten ruimte, zodat
de ketel wordt beschermd tegen spat-
tend water, uitlaatgassen etc. Bij de keus
van de plaats moet ook rekening worden
gehouden met de plaatsing van een ser-
viceluik (A1) en met de benodigde ruimte
voor het vervangen van onderdelen tij-
dens service en reparatie.
Het typeplaatje van de ketel moet na
installatie leesbaar zijn. De inbouwaf-
metingen volgens fig. A zijn aanbevolen
minimumafmetingen voor montage van
de ketel.
De ruimte waar de ketel wordt gemon-
teerd moet kunnen ventileren met een
ventilatieoppervlak van minstens 70 cm2.
De ketel moet aan de vloer worden vast-
butaan
geschroefd door de gaten van de bevesti-
3.8 kW
gingsbeugels (A 2).
275 g/h
n.b. De ketel mag niet in de passagiers-
6,4 kW
ruimte van voertuigen van het type M2
c.q. M3 worden gemonteerd.
460 g/h
Fig a.
1.
Serviceluik
2.
Bevestigingsgaten
montage Van
daksCHoorsteen
0,05 MPa
Deze ketel mag alleen worden gemon-
(0,5 bar)
teerd met de originele schoorsteen. De
0,3 MPa
schoorsteen mag niet worden belemmerd.
(3,0 bar)
De dakschoorsteen dient op een hori-
max. 85°C.
zontaal vlak te worden gemonteerd
(maximaal graden helling van het dak).
Binnen een straal van 200 mm vanaf de
schoorsteen mogen geen andere objecten
worden gemonteerd. Merk het centrum
van de plaats waar de schoorsteen moet
worden gemonteerd en boor een gat
van Ø76 mm door het dak. Monteer de
schoorsteen vanaf de bovenkant van
het dak. Zorg voor een afdichting tussen
bevestigingsplaat (C 4) en het dak (C
5) met behulp van een afdichtmiddel
voor carrosserietoepassingen en zet de
schoorsteen vast met 6 parkers (C 6).
montage Van Wand-
sCHoorsteen
Deze ketel mag alleen worden gemon-
teerd met de originele schoorsteen. De
schoorsteen mag niet worden belemmerd.
De wandschoorsteen dient op een zo
recht mogelijk vlak te worden gemonteerd
en wel zodanig dat lucht vrij voorbij de
schoorsteen kan circuleren. De schoor-
steen mag niet dichter dan 300 mm
zijdelings vanaf een openingsbaar raam
of ventilatieluik worden gemonteerd. De
schoorsteen mag ook niet onder een ope-
ningsbaar raam of ventilatieluik worden
gemonteerd, zie schets.
Indien de schoorsteen binnen bovenge-
noemde afmetingen moet worden gemon-
teerd, moet een raamschakelaar worden
gemonteerd die de gasverwarming uit-
schakelt zodra het raam wordt geopend.
Om de optimale werking van de boiler
te waarborgen, dienen er geen objecten
binnen een straal van 300 mm vanaf de
schoorsteen te worden gemonteerd (geen
officiële eis).
Niet toelaatbare
zone
neem in aCHt dat de van toepassing
zijnde landelijke voorschriften moeten
worden gevolgd.
De afstand vanaf de schoorsteen tot aan
de ventilatietoevoer onder het voertuig
dient minstens 300 mm te bedragen (geen
eis vanaf overheidsinstantie).
De afstand vanaf de schoorsteen tot aan
de bijvulplaats of ventilatie voor brandstof
dient minstens 500 mm te bedragen.
Merk de plaats waar de schoorsteen moet
worden gemonteerd. Boor daarna een
gat van Ø83 mm door de buitenwand.
Monteer eerst de pakking (B 7) en schroef
de schoorsteen (B 8) daarna vast met de
zes parkers (B 9). Indien het montagevlak
een structuur heeft, bijv. hamerslag of iets
dergelijks moet een afdichtmiddel voor
carrosserietoepassingen voor de pakking
worden gebruikt. Neem in acht dat de
schoorsteen met de bocht omhoog moet
worden gemonteerd (de schoorsteen is
ook gemerkt met het woord TOP OBEN).
Monteer daarna de kunststof kap (B 10a)
en de O-ring (B 10b) met de twee bijge-
voegde schroeven (B 11).
Raam