4 Ingebruikneming
4.1 Analoog gestuurde stroboscopen aansluiten
Voor het analoog besturen van stroboscopen wordt op
de jacks ANALOG OUTPUT (11) voor elke flits een
korte +5 V-spanningsimpuls uitgestuurd. Sluit de stro-
boscopen via kabels met 6,3 mm-monostekkers aan
op de jacks:
Stroboscoop 1 op de jack CH 1
Stroboscoop 2 op de jack CH 2
Stroboscoop 3 op de jack CH 3
Stroboscoop 4 op de jack CH 4
4.2 DMX-gestuurde stroboscopen instellen en
aansluiten
De stroboscopen moeten beschikken over twee DMX-
besturingskanalen (eerste kanaal voor de flitsfrequen-
tie, tweede kanaal voor de flitshelderheid). Stel op elke
stroboscoop het startadres in (→ gebruiksaanwijzing
van de stroboscopen):
voor stroboscoop 1 startadres 1
voor stroboscoop 2 startadres 3
voor stroboscoop 3 startadres 5
voor stroboscoop 4 startadres 7
De stroboscopen worden met 3-polige XLR-kabels
aangesloten (penconfiguratie: 1 = massa, 2 = DMX-,
3 = DMX+). Gebruik daarvoor best speciale kabels
voor hoge gegevensstromen. Normale afgeschermde
microfoonkabels met een leidingdiameter van ten min-
ste 2 × 0,22 mm
2
en een zo gering mogelijke capaciteit
zijn alleen bij een totale kabellengte tot 100 m aan te
bevelen. Bij kabellengten vanaf 150 m is het aanbevo-
len om een DMX-ophaalversterker tussen te schake-
len (b.v. SR-103DMX van "img Stage Line").
1) Verbind de XLR-jack DMX OUTPUT (12) met de
DMX-signaalingang van de eerste stroboscoop.
(De XLR-jack is uitgerust met een vergrendeling.
Om de stekker eruit te trekken, drukt u op de PUSH-
hendel.)
2) Verbind de DMX-uitgang van de eerste strobos-
coop met de DMX-ingang van de volgende stro-
boscoop. Verbind de uitgang hiervan opnieuw met
de ingang van het nageschakelde apparaat etc., tot
alle stroboscopen in een ketting zijn aangesloten.
3) Sluit de DMX-uitgang van de laatste stroboscoop in
de ketting met een weerstand van 120 Ω (> 0,3 W)
af: Soldeer de weerstand vast aan de pinnen 2 en 3
van een XLR-stekker en plug de stekker in de DMX-
uitgang, of gebruik een overeenkomstige afsluit -
stekker (b.v. DLT-123 van "img Stage Line").
4.3 Voedingsspanning aansluiten
Sluit de bijgeleverde netadapter aan op de voedings-
spanningsjack (10) en plug hem in het stopcontact
(230 V~/50 Hz).
5 Bediening
Schakel het besturingspaneel in met de POWER-
schakelaar (9). Telkens als het besturingspaneel wordt
ingeschakeld, is de blackoutfunctie (→ hoofdstuk 5.3)
geactiveerd en is de bedrijfsmodus AUTO met het
Chase-programma nr. 0 ingesteld (→ hoofdstuk 5.1.1).
Schakel het besturingspaneel na gebruik uit met de
schakelaar POWER. Als het paneel langere tijd niet
wordt gebruikt, trekt u de netadapter uit het stopcon-
tact, want zelfs een uitgeschakeld besturingspaneel
verbruikt een geringe hoeveelheid stroom.
5.1 De bedrijfsmodus kiezen
Met de toets MODE (2) kunt u tussen de beide bedrijfs-
modussen AUTO en SOUND omschakelen; de res-
pec tieve LED boven de toets geeft de geselecteerde
modus aan.
5.1.1 Modus AUTO (automatische bediening)
In de modus AUTO verloopt het momenteel ingestelde
Chase-programma (flitspatronen) volledig automa-
tisch. Met de toetsen CHASE (3) kunt u uit 10 pro-
grammaʼs (→ tabel hoofdstuk 6.1) het gewenste pro-
gramma selecteren:
Toets
voor programmaselectie omhoog,
Toets
voor programmaselectie omlaag.
Op het display (1) verschijnt het nummer van het hui-
dige ingestelde programma.
5.1.2 Modus SOUND (muziekbediening)
In de modus SOUND flitsen de aangesloten strobos-
copen muziekgestuurd; de geïntegreerde microfoon
van het besturingspaneel reageert daarbij op muziek
met een duidelijke ritme in het basbereik. Als de
muzieksturing niet optimaal zou functioneren, ver-
hoogt u het geluidsvolume of verkort u de afstand tus-
sen geluidsbron en het besturingspaneel.
5.2 De flitsfrequentie en flitshelderheid instellen
In de modus AUTO kunt u met de regelaar SPEED (4)
de flitsfrequentie instellen: hoe verder de regelaar
omhoog wordt geschoven, hoe sneller de strobosco-
pen flitsen.
Voor DMX-gestuurde stroboscopen kunt u in de
beide bedrijfsmodussen de flitshelderheid met de re -
gelaar DIMMER (5) in het bereik 20 – 100 % instellen.
5.3 Blackout- en single flash-functie
Bij ingeschakelde blackoutfunctie is voor alle strobos-
copen de rustmodus (lamp uit) ingeschakeld. Voor het
activeren van de functie drukt u op de toets BLACK -
OUT (6), bij geactiveerde functie licht de LED boven
de toets op. Om de functie uit te schakelen, drukt u
opnieuw op de toets.
Als bij actieve blackoutfunctie op de toets SINGLE
FLASH (8) wordt gedrukt, flitsen alle stroboscopen één
keer.
NL
B
17