Op de uitklapbare pagina 3 vindt u een over-
NL
zicht van alle bedieningselementen en de
B
aansluitingen.
Inhoud
1
2
3
4
5
Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
6
Blokdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
28
1 Overzicht van de bedienings-
elementen en aansluitingen
1.1 Ingangskanalen
Afb. 1 Mono-ingangskanaal CH 2
Alle mono-ingangskanalen (CH 1 ... CH 6)
zijn identiek.
Afb. 2 Stereo-ingangskanaal CH 9-10
Alle
stereo-ingangskanalen
CH 9-10, CH 11-12) zijn identiek.
Afb. 3 Kanaal CH 13-14 voor een opnameappa-
raat, een hoofdtelefoon en voor de uit-
gangsversterker
1 Kanaalfader voor regeling van het kanaalvo-
lume en in- en uitmengen van het kanaalsig-
naal
2 Led PEAK geeft door kort oplichten aan, dat
het maximale onvervormde signaalniveau
bereikt is. Als ze langer oplicht, dan wordt het
kanaal overstuurd. Druk vervolgens op de
toets PAD (10) of verminder het ingangsni-
veau.
3 Toets PFL met controle-led om het geselec-
teerde kanaal via een op de jack PHONES
(19) aangesloten hoofdtelefoon voor te
beluisteren en om het kanaalsignaal door
middel van niveauleds (43) weer te geven.
Daarvoor moet ook de toets (42) onder de
niveauleds ingedrukt zijn.
4 Toets MUTE met controle-led om het kanaal
te dempen
5 Panoramaregelaar PAN om het monosignaal
in het stereoklankbeeld te positioneren
6 Balansregelaar BAL voor de stereokanalen
7 Regelaar AUX 2 FX om het kanaalsignaal te
mengen naar het uitgangskanaal AUX 2
(post-fader)
Dit uitgangskanaal dient als effectenkanaal
voor de interne effectengenerator en voor
een extern effectenapparaat.
8 Regelaar AUX 1 MON om het kanaalsignaal
naar het uitgangskanaal AUX 1 (pre-fader) te
mengen
Dit uitgangskanaal dient als monitorkanaal
om de muzikanten te voorzien van geluid.
9 Equalizer
LOW voor de lage tonen: ±15 dB bij 80 Hz
MID voor de middentonen: ±12 dB bij 2,5 kHz
HIGH voor de hoge tonen ±15 dB bij 12 kHz
10 Toets PAD om het ingangsniveau met 20 dB
te verminderen
11 Stereo-ingang LINE IN (6,3 mm-stekkerbus-
sen, gebalanceerd) voor de aansluiting van
een signaalbron met lijnuitgangsniveau (bv.
muziekinstrument, cd / mp3-speler)
Opmerking: Bij aansluiting van een monoapparaat
gebruikt u alleen de jack L (MONO). Het signaal
wordt dan intern naar het rechter en linker kanaal
gestuurd.
12 Mono-ingang LINE IN (6,3 mm-stekkerbus,
gebalanceerd) voor de aansluiting van een
signaalbron met lijnuitgangsniveau
13 Ingang MIC voor de aansluiting van een
microfoon (XLR-jack, gebalanceerd)
Voor alle microfooningangen kunt u een fan-
toomvoeding inschakelen,
14 ON / OFF-schakelaar PHANTOM met con-
trole-led voor de fantoomvoeding van 48 V
van telkens drie microfooningangen
Neem de waarschuwingen in hoofdstuk 4.1.1
betreffende fantoomvoeding in acht.
15 Volumeregelaar PHONES voor een hoofdte-
lefoon die op de jack PHONES (19) aange-
sloten is
16 ON / OFF-schakelaar POWER AMP voor de
uitgangsversterker
17 Keuzeschakelaar AMPLIFIER ASSIGN voor
de uitgangsversterker
bovenste stand = De stereowerking van de
uitgangsversterker is geselecteerd, het lin-
(CH 7-8,
ker en rechter mastersignaal wordt ver-
sterkt.
middelste stand = De 2-kanaalwerking van
de uitgangsversterker is geselecteerd; in
het kanaal A wordt het monomastersignaal
versterkt en in het kanaal B het signaal van
het uitgangskanaal AUX 1 om de muzikan-
ten te voorzien van geluid.
onderste stand = De brugwerking van de uit-
gangsversterker is geselecteerd (dubbel
uitgangsvermogen op een luidspreker van
8 Ω); het monomastersignaal wordt ver-
sterkt.
18 In- en uitgangsjacks (cinch) voor een opna-
meapparaat; als ingang is er ook een 3,5 mm-
stekkerbus voorzien
Op de jacks TAPE OUT kan het mastersig-
naal na de fader MAIN MIX (36) afgenomen
worden.
Het signaal van de jacks TAPE IN kan met
behulp van de fader CH 13-14 (1) met het
mastersignaal gemengd worden.
19 Uitgang PHONES (6,3 mm-stekkerbus) voor
aansluiting van een stereohoofdtelefoon
(impedantie ten minste 8 Ω)
1.2 Effectenkanaal
20 Regelaar FX TO MAIN om het interne effect-
signaal met het mastersignaal te mengen
21 Toets MUTE om de interne effectenproces-
sor te dempen
Bij gedempte effectengenerator licht ter con-
trole de led naast de toets continu op. Bij
ingeschakelde effectengenerator geeft de led
oversturingen van de generator aan.
22 Regelaar FX TO MON om het interne effec-
tensignaal te mengen met het signaal van
het uitgangskanaal AUX 1 om de muzikanten
van geluid te voorzien.
23 Knop PROGRAM om effecten te selecteren:
Draai aan de knop tot op het display (24) het
effectnummer knipperend wordt weergege-
ven, en druk dan kort op de knop om te
bevestigen.
24 Display voor de weergave van het geselec-
teerde effectnummer
25 Ingang AUX RET (6,3 mm-stekkerbussen,
gebalanceerd), kan als ingang voor een
effectenapparaat of voor een bijkomende lijn-
geluidsbron gebruikt worden
Het ingangssignaal wordt met de schuifregel-
aar AUX RET (28) met het mastersignaal
gemengd.
Opmerking: Bij aansluiting van een monoapparaat
gebruikt u alleen de jack L (MONO). Het signaal
wordt dan intern naar het rechter en linker kanaal
gestuurd.
26 Uitgang FX SEND (6,3 mm-stekkerbus, on -
positie 14.
gebalanceerd) voor het effectuitgangskanaal
AUX 2
27 Aansluiting FOOT SWITCH (6,3 mm-stekker-
bus, 2-polig) voor een voetschakelaar om de
interne effectengenerator in of uit te schake-
len