NL
NEDERLANDS
1- Lees de instructies voor het gebruik van het voertuig
aandachtig door en verzeker u ervan dat alles duidelijk
is alvorens u het voertuig laat functioneren.
Neem alle waarschuwingen en veiligheidsinstructies
in acht. Bewaar deze handleiding voor verdere
raadplegingen.
2- Maak uitsluitend gebruik van originele reserveonderdelen.
De producten van andere fabrikanten zouden onvoldoende
kunnen passen en verwondingen veroorzaken.
3- Sta nooit toe dat tijdens het gebruik van het voertuig
andere personen, kinderen of dieren zich binnen een
straal van 5mt meter bij u vandaan bevinden.
4- Maak nooit gebruik van het voertuig als u moe of ziek bent
of als u onder invloed staat van alcohol, drugs of
geneesmiddelen.
5- Gebruik het voertuig uitsluitend voor dedoeleinden
die in deze handleiding beschreven worden.
6- Controleer het voertuig voor elk gebruik. Controleer dat er
geen sprake is van brandstoflekkages, dat de beveiligingen
aangedraaid zijn, enz... Vervang de beschadigde onderdelen.
7- Start het voertuig uitsluitend in goed geventileerde
omgevingen. Het inademen van de uitlaatgassen kan
dodelijke asfyxie veroorzaken.
8- Raak bekend met het voertuig door hem op vlakke
oppervlakken zonder obstakels te gebruiken alvorens u de
werkzaamheden uitvoert.
9- Voer geen onderhoud uit als de motor gestart is.
10- Schakel de motor uit en laat hem afkoelen alvorens u
brandstof toevoegt. Vul de tank buiten het bereik van
warmtebronnen. Tijdens het bijvullen van de brandstof is roken
verboden.
11- Haal de dop nooit van de tank als de motor draait.
12- Veeg de eventueel gemorste brandstof van het voertuig.
13- Maak voor het reinigen nooit gebruik van brandstof.
14- Vervoer nooit personen of dieren op het voertuig of het
laadvlak.
15- Gebruik het voertuig nooit in een omgeving waar
het water het bovenste deel van de rupsbanden bedekt.
1 - KOPPELINGHENDEL: koppelt en ontkoppelt de
aandrijving.
Als u de hendel naar beneden beweegt, dan wordt de
voortgang van het voertuig ingeschakeld.
Laat de hendel los om het voertuig tot stilstand te brengen.
2 GASHENDEL: laat het toerental van de motor toe- of
afnemen.
3 STUURHENDELS: met behulp van deze hendels stuurt
het voertuig in de richting van de gebruikte hendel.
Als u de beide hendels tegelijkertijd gebruikt, dan komt het
voertuig onmiddellijk tot stilstand.
4- HENDEL VOOR HET KOPPELEN EN ONTKOPPELEN
VAN DE KRACHTAFNEMER (op aanvraag leverbaar). De
krachtafnemer is gekoppeld als de hendel in de stand A
staat en is ontkoppeld als de hendel in de stand B staat.
5 - VERSNELLINGSHENDEL: voor de snelheid van het
voertuig.
VEILIGHEIDSNORMEN
16- Rijd altijd met het voertuig vooruit. Neem alle
voorzorgsmaatregelen om vallen te voorkomen als u het
voertuig in de achteruit zet (achteruit rijden). Controleer dat
er geen obstakels zijn en dat u uitstekend zicht heeft.
17- Start of stop het voertuig voorzichtig op oneffen
terrein.
18- Verander niet van snelheid en keer niet van richting om
op hellingen of op oneffen terrein.
19- Overbeladen is gevaarlijk. Neem tijdens het laden
van het voertuig het maximum draadvermogen in acht.
20- Vervoer nooit ladingen die buiten de externe afmetingen
van het laadvlak uitsteken.
- Stapel de lading nooit te hoog op. Hierdoor kan niet alleen
het zicht van de operator worden beperkt maar wordt tevens
het zwaartepunt te hoog gelegd waardoor de stabiliteit van
het voertuig in gevaar wordt gebracht.
21- Werk uitsluitend als u maximum zicht heeft.
22- Het voertuig kan niet worden benut op hellingen van meer
dan 20°.
23- Maak gebruik van de rem op de motor als u een
helling afrijdt en zet het voertuig in de eerste versnelling
of de achteruit.
24- Rijd nooit op hellingen waar het gevaar voor het omkantelen
of vallen van het voertuig bestaat.
25- De rem is geactiveerd als u de koppelinghendel
ontkoppelt. Op hellingen, oneffen terreinen en als u op
hoge snelheid rijdt, let dan goed op bruusk remmen of
sturen aangezien het voertuig kan kantelen of de lading
kan verliezen.
26- Parkeer het voertuig op vlakke en veilige terreinen. Vermijd
gevaarlijke omgevingen.
27- Tijdens het parkeren:
- maak gebruik van de wiggen om het voertuig op
hellingen te blokkeren.
- laat de koppelinghendel los en schakel de motor uit.
28 - De machine mag niet op de openbare weg rijden, ook
niet om over te steken.
BEDIENINGEN Afb.1
6 - VEILIGHEIDSHENDEL VOOR DE AUTOMATISCHE
UITSCHAKELING VAN DE MOTOR (op aanvraag
leverbaar): Beschermingsinstallatie. Als de operator zijn
linkerhand van het handvat haalt, dan zal de motor
automatisch worden uitgeschakeld.
7 - LOSHENDEL: voor het kantelen van de bak
8 - STARTHENDEL MOTOR: de motor wordt gestart als u
aan deze hendel trekt (zie de handleiding voor gebruik en
onderhoud van de motor)
9 - DOP BRANDSTOFTANK
10 - OLIE VULDOP
11-AS VAN DE KRACHTAFNEMER (op aanvraag leverbaar)
44