CAM200
•
Let er bij het monteren van elektrische verbindingen op dat
– ze zijn niet geknikt of verdraaid
– ze schuren niet langs randen
– Ze niet onbeschermd in kanalen met scherpe randen worden geleid (afb. 3, pagina 3)
•
Bevestig de kabels veilig in het voertuig om verstrikken (gevaar om te vallen) te vermijden.
Gebruik kabelbinders, isolatietape of lijm om de kabels te fixeren.
•
Bescherm iedere doorvoer aan de buitenkant d.m.v. geschikte maatregelen tegen het binnen-
dringen van water, bijv. door de kabel met afdichtingspasta aan te brengen en door de kabel
en de doorvoertule in te spuiten met afdichtingspasta.
I
INSTRUCTIE
Begin pas met het afdichten van de doorvoergaten, nadat alle installatiewerkzaamhe-
den voor de camera zijn voltooid en de vereiste kabellengtes zijn gemonteerd.
7
De camera monteren
7.1
Benodigd gereedschap
Voor inbouw en montage heeft u de volgende gereedschappen nodig:
Boorset (afb. 1 1, pagina 2)
•
Boor (afb. 1 2, pagina 2)
•
Schroevendraaier (afb. 1 3, pagina 2)
•
Set ring- of steeksleutels (afb. 1 4, pagina 2)
•
Rolmaat (afb. 1 5, pagina 2)
•
Hamer (afb. 1 6, pagina 2)
•
Pons (afb. 1 7, pagina 2)
•
Voor de elektrische aansluiting en de controle daarvan hebt u de volgende hulpmiddelen
nodig:
Diodetestlamp (afb. 1 8, pagina 2) of voltmeter (afb. 1 9, pagina 2)
•
Crimptang (afb. 1 10, pagina 2)
•
Isolatieband (afb. 1 11, pagina 2)
•
•
Kabelbushulzen, indien nodig
Voor het bevestigen van de kabels zijn eventueel meer kabelbinders nodig.
NL
De camera monteren
65