b. Selecteer de optie Invoer om de kalibratie uit te voeren door
middel van een meetwaarde, zoals psi.
c. Druk op ENTER.
4. Selecteer een éénpuntskalibratie.
5. Selecteer de uitvoermodus.
Optie
Omschrijving
Actief
Gebruik de actuele meetwaarde tijdens een kalibratie
Houden
Gebruik de laatste meetwaarde tijdens een kalibratie
Overzenden Zend een opgegeven waarde naar de 4–20 mA ingang voor
gebruik tijdens een kalibratie
6. Gebruik de pijltoetsen om de weergegeven waarde te bewerken
zodat deze overeenkomt met de invoerwaarde van het externe
apparaat, zoals gemeten door een nauwkeurige stroommeter of
zoals bepaald. Druk op ENTER.
De display toont de waarden voor Stroom, Invoer en Kal.
7. Druk op ENTER om verder te gaan.
Als de kalibratie is voltooid, verschijnt op het display een Kalibratie
gelukt melding; verder worden de waarden voor Offset en Helling
weergegeven. Druk op ENTER om verder te gaan en terug te keren
naar het venster Kalibratie.
Als de kalibratie mislukt, verschijnt op het display een Kalibratie
mislukt melding. Raadpleeg
op pagina 69 voor suggesties voor probleemoplossing.
Druk op ENTER om de kalibratie te herhalen.
Druk op BACK om de vorige kalibratie te herhalen. Druk vervolgens
op ENTER of wacht totdat de controller teruggaat naar het venster
van het menu Kalibratie.
Voer een tweepuntskalibratie uit
1. Selecteer Sensor Setup in het menu Settings.
2. Selecteer Kalibratie.
68 Nederlands
Probleemoplossing voor kalibratiefout
3. Selecteer Kal Opties.
a. Selecteer de optie Stroom om een kalibratie uit te voeren door
middel van de stroomwaarden (mA), of
b. Selecteer de optie Invoer om een kalibratie uit te voeren door
middel van meetwaarden, zoals psi.
c. Druk op ENTER.
4. Selecteer een tweepuntskalibratie.
5. Selecteer de uitvoermodus.
Optie
Omschrijving
Actief
Gebruik de actuele meetwaarde tijdens een kalibratie
Houden
Gebruik de laatste meetwaarde tijdens een kalibratie
Overzenden Zend een opgegeven waarde naar de 4–20 mA ingang voor
gebruik tijdens een kalibratie
6. Gebruik de pijltoetsen om de éénpuntswaarde te bewerken.
Opmerking: De getoonde éénpuntswaarde moet overeenkomen met de
éénpuntswaarde van het externe toestel, zoals gemeten met een nauwkeurige
ampèremeter.
7. Druk op ENTER om verder te gaan.
Het display toont de waarden voor Stroom, Invoer en Kal voor de
éénpuntskalibratie.
8. Druk op ENTER om verder te gaan.
9. Gebruik de pijltoetsen om de tweepuntswaarde te bewerken. Voor
een betere tweepuntskalibratie moet de tweepuntswaarde zo ver
mogelijk van de éénpuntswaarde liggen.
Opmerking: De getoonde tweepuntswaarde moet overeenkomen met de
tweepuntswaarde van het externe toestel, zoals gemeten met een
nauwkeurige ampèremeter.
10. Druk op ENTER om verder te gaan. De display toont de waarden
voor Stroom, Invoer en Kal voor de tweepuntskalibratie.
11. Druk op ENTER om verder te gaan.
Als de kalibratie is voltooid, verschijnt op het display een Kalibratie
gelukt melding; verder worden de waarden voor Offset en Helling
weergegeven. Druk op ENTER om verder te gaan en terug te keren
naar het venster Kalibratie.