Ingebruikname
Voor een correct gebruik moet het roertoestel met behulp van
een kruismof (bijv. R181) op een stabiel onderstel (bijv. R1822)
bevestigd worden. De roerhouder moet om veiligheidsredenen
altijd via een spanklauw (bijv. RH 1) vastgezet zijn.
Inschakelen toestel
Check whether the voltage given on the type plate corresponds
Controleer of de op het identificatieplaatje aangegeven spanning
overeenkomt met de netspanning. Het gebruikte contact moet
van het geaarde type zijn (aardingscontact). Is dat het geval, dan
is het toestel na aansluiting van de stekker bedrijfsklaar. Zo niet,
dan is het veilige gebruik niet gegarandeerd of kan het toestel
beschadigd worden.
Bij de ingebruikname van het toestel begint de aangedreven as te
draaien aan het recentst ingestelde toerental. Controleer dan ook
vóór het inschakelen de positie van de draaiknop. Controleer ook
of het ingestelde toerental geen probleem vormt voor de gekozen
proefopstelling. In geval van twijfel stelt u de toerentalknop (C) op
het kleinste toerental (linker aanslag) en de transmissie op de klein-
ste transmissietrap in.
Door op de tuimelschakelaar te drukken begint het apparaat te
lopen
Aanwijzing: de tuimelschakelaar (A) is geen netschakelaar!
Afdrijfas
Wanneer het apparaat enige tijd niet werd gebruikt, wordt na het
inschakelen door de voorspankracht van de wrijvingslaag van de
RW201095EU
wrijvingstransmissie een klopgeluid hoorbaar. Voor de functie van
het apparaat is dit niet van belang. Het klopgeluid verdwijnt na een
korte opwarmtijd. Klauwplaat en afdrijfas laten het inspannen en
doorsteken (behalve RW20DZM-n P4) van de roerwerktuigen tot
10 mm schachtdiameter toe. Door de opening aan de bovenkant
van het huis is het mogelijk roerwerktuig bijv. bij het wisselen van
de bak bij stilstand van het apparaat via de bovenkant van het huis
naar buiten te schuiven.
Onderhoud en reiniging
Het roertoestel functioneert onderhoudsvrij. Het is enkel vatbaar
voor de natuurlijke veroudering van de onderdelen en hun stati-
stisch uitvallen.
Bij bestelling van vervangonderdelen moet u het op het
typeplaatje aangegeven fabricagenummer, het toesteltype
en de identificatie van het onderdeel opgeven.
Wanneer u ons toestellen ter reparatie terugstuurt, moeten deze
schoongemaakt zijn en vrij van schadelijke stoffen. Voor de reini-
ging mag enkel water met een tensioactief wasmiddel of, bij ster-
kere verontreiniging, isopropylalcohol gebruikt worden.
Bij de reiniging van het apparaat dient er vooral op te worden gelet
dat op het loopvlak van de kegelschijf en het wrijvingswiel geen
olie- of vethoudende stoffen komen. Hierdoor wordt de
wrijvingscoëfficiënt die ontstaat uit de materiaalparing
wrijvingswiel/kegelschijf aanzienlijk verlaagd en daardoor de
vermogensoverdracht belemmerd.
31