Anl EM 1650_SPK2:Anl EM 1650_SPK2
De door de geleidestangen gegeven
veiligheidsafstand tussen meskooi en
gebruiker dient steeds in acht te worden
genomen. Tijdens het maaien en veranderen
van rijrichting op bermen en hellingen dient u
bijzonder voorzichtig te werk te gaan. Let op
een veilige stand, draag schoenen met
slipvaste zolen en een lange broek. Maai
steeds dwars over de helling.
Op hellingen van meer dan 15% mag om
veiligheidsredenen het gras niet met de maaier
worden afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit
bewegen en trekken van de maaier.
Struikelgevaar
8. Instructies voor het correct
gras afrijden
Voor het gras afrijden is een overlappende
werkwijze aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes
zodat de grashalmen niet uitrafelen en het
gazon niet geel wordt.
Om een proper maaipatroon te bereiken leidt u
de maaier in zo recht mogelijke banen.
De banen moeten elkaar steeds overlappen
met enkele centimeters zodat er geen stroken
blijven staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in
principe ervan af hoe snel het gras groeit. In de
hoofdgroeiperiode (mei – juni) twee keer per
week, anders eenmaal per week. De
maaihoogte moet tussen 4 en 6 cm liggen en
het gras moet 4 tot 5 cm groeien voordat u het
opnieuw afrijdt. Mocht het gras ooit wat langer
worden, maak dan achteraf niet de fout het
gras direct in één keer op de normale hoogte
terug te snijden. Dit schaadt het gazon. Snij
dan nooit meer dan de helft van de grashoogte
terug. De onderkant van de omkasting van de
maaier schoon houden en afgezet gras zeker
verwijderen. Afgezet materiaal bemoeilijkt het
starten, doet afbreuk aan de maaikwaliteit en
19.10.2006
10:32 Uhr
Seite 33
belemmert het uitwerpen van het gras. Op
hellingen moet de maaibaan steeds dwars
over de helling verlopen. Het wegglijden van
de maaier kan door schuin omhoog
verplaatsen worden voorkomen.
Kies de maaihoogte naargelang de werkelijke
lengte van het gras. Rijdt het gras in meerdere
beurten af zodat het gras per beurt maximaal 4
cm korter wordt gereden.
Voordat u eender welke controles aan het mes
uitvoert zeker de motor afzetten en de
netstekker uit het stopcontact trekken. Denk
eraan dat het mes na het afzetten van de
motor nog enkele seconden blijft draaien.
Probeer nooit het mes te stoppen. Controleer
regelmatig of het mes correct bevestigd, in
perfecte staat en goed geslepen is. Zo niet het
mes slijpen of vervangen. Indien het roterende
mes een voorwerp raakt, de maaier
uitschakelen en wachten tot het mes helemaal
stilstaat. Controleer vervolgens de toestand
van het mes en de meshouder. Indien die
beschadigd zijn moeten ze worden vervangen.
Leg de gebruikte aansluitkabel van het toestel
in bochten voor het gebruikte stopcontact op
de grond. Rijdt het gras al weggaand van het
stopcontact of de kabel af en let er op dat de
aansluitkabel van het toestel steeds binnen het
afgereden gazongedeelte ligt om te voorkomen
dat u met de grasmaaier over de kabel rijdt.
9. Gras afrijden
Zodra tijdens het maaien grasresten blijven
liggen, moet de opvangzak leeg worden
gemaakt.
Let op!
Vóór het afnemen van de opvangzak de motor
afzetten en wachten tot het maaigereedschap
tot stilstand is gekomen.
Om de opvangzak af te nemen tilt u met één
hand de uitlaatklep op en met de andere hand
neemt u de opvangzak aan het handvat uit.
Overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften
NL
33