NL
5. Montage
Bouw het filter overeenkomstig de nominale
breedte in koudwaterleidingen met dezelfde di-
mensies in en plaats het vóór de te beschermen
systemen. Afsluitkranen voor en achter het filter
inbouwen. Monteer het aansluitingsschroefstuk
(2) in de leiding en bouw het filter in de stroom-
richting (zie pijl die de stroomrichting aangeeft) in
de hori-zontale koudwaterleiding in (zie inbouw-
schema).
Fig. 7
Leid de spoelwateraansluiting met een slang naar
de riolering resp. zet een opvangtank klaar (voor
ca. 10 liter). Let op: conform DIN EN 1717 moet
de spoelwaterslang minstens 20 mm boven het
hoogstmogelijke afwaterpeil worden gemonteerd
(vrije uitloop).
Hierbij dienen er principieel afsluitkranen te wor-
den geïnstalleerd. De afsluitkraan achter de redu-
ceerklep moet van een aftapklep zijn vorrzien.
Aansluiting aan de aansluitmodule / ¾" - 1¼":
1. Draai de borgring tot de aanslag naar links.
2. Duw de klauwen van het apparaat in de
uitsparingen
3. en draai het apparaat 45° in wijzerzin tot de
aanslag.
4. Trek de borgring met beide handen naar
het apparaat toe, tot hij vastklikt. Het
apparaat kan nu niet meer per ongeluk
gedraaid worden. Om de filter af te koppelen
duwt u de borgring naar de aansluitmodule
toe.
30
Fig. 8
6. Inbedrijfname
Controleer of het filter en de spoelwaterleiding
correct zijn geïnstalleerd. De afsluitkranen mogen
nog niet geopend zijn. Controleer of de transpa-
rante cilinder (3) goed vastzit en sluit de draaiknop
(5) door draaien met de wijzers van de klok mee.
Open langzaam de afsluitkranen voor en achter
het huiswaterstation en ontlucht de pijpleiding
aan het eerste aftappunt na de wateraansluiting.
Open langzaam de afsluitkranen voor en achter
het filter en ontlucht de leiding aan het eerste
aftappunt na het filter. Zet voor het tegenspoe-
len een opvangtank klaar als de spoelwateraans-
luiting niet met de riolering is verbonden. Open
de draaigreep door draaien tegen de wijzers van
de klok in, totdat duidelijk hoorbaar is dat water
uittreedt en sluit de draaigreep weer. Controleer
de dichtheid van het filter.
Maar Cillit Galileo HWS:
De reduceerklep is door de fabrikant ingesteld
op 4 bar achterdruk. Voor het veranderen van de
achterdruk moet u de arrêteerschroef (9) losma-
ken en de draaiknop (10) verdraaien.
De achterdruk kan door draaien van de stelknop
worden veranderd (instelbereik 1,5 - 6 bar).
Draaien in de richting van de wijzers van de klok:
hogere achterdruk Draaien tegen de richting van
de wijzers van de klok: lagere achterdruk. Dru-
kregelaar installeren, rekening houdend met de
stroming richting pijl op het lichaam. De indicatie
van het cijfer van de achterdrukinstelling (8) geeft
een richtcijfer aan. De manometer (6) geeft de ex-
acte druk aan. Tijdens het instellen dient er een
uitloopklep achter de reduceerklep herhaaldelijk
kort te worden geopend en weer gesloten. Bij het
aftappen van water neemt de achterdruk tijdelijk
af. De achterdruk mag niet hoger zijn dan 80%
van de aanspreekdruk van de warmwater-veilig-
heidsklep (DIN EN 1988-200).