7.3
Het contact van de waterdetector monteren
De basis is voorzien van twee uitsparingen waar het plastic dunner is
voor montage. Om de waterdetector te monteren:
1.
Verwijder de schroeven om het bovendeksel van de basis weg te
nemen.
2.
Doorprik de uitsparingen in de basis.
3.
Gebruik de 2 uitsparingen in de basis als sjabloon, boor twee
gaten in het montageoppervlak.
4.
Plaats de meegeleverde pluggen voor het bevestigen aan een
gipswand of bakstenen muur.
5.
Klik het deksel vast op de basis.
6.
Schroef de waterdetector vast aan de muur.
7.
Neem de plastic clip en verwijder de beschermfolie van de
zelfklevende strip
8.
Bevestig de sondes in de plastic clip en druk de clip stevig op de
gewenste plaats.
8.
Gebruik
Wanneer de sondes een eerste keer in aanraking komen met
water, stuurt de waterdetector een alarmsignaal naar het
controlepaneel.
Blijven de sondes 2 minuten lang met water in contact komen,
dan stuurt de waterdetector nogmaals een alarmsignaal naar het
controlepaneel.
Per overstroming stuurt de detector in totaal 2 alarmsignalen naar
het controlepaneel. Daarna gaat de detector over in slaapmodus.
Dit betekent dat als het waterpeil stijgt of niet, het alarm niet
meer wordt getriggerd.
Komen de sondes niet meer met water in contact, dan stuurt de
waterdetector een herstelsignaal naar het controlepaneel om aan
te geven dat het waterpeil gezakt is. De waterdetector schakelt
over naar de normale werkingsmodus.
Zakt het waterpeil tijdens een alarmperiode, dan wordt de
normale werkingsmodus ingeschakeld.
9.
Zelftest (supervisiefunctie)
Na installatie stuurt de waterdetector alle 30 tot 50 minuten
zelftestsignalen naar het controlepaneel.
V. 01 – 12/06/2013
CTC1000WS
11
©Velleman nv