NL
Zwaailampen hebben in het toepassingsgebied van het
wegenverkeersreglement een typegoedkeuring onder-
gaan. Zij moeten zo hoog mogelijk op het voertuig worden
gemonteerd en loodrecht op de lengteas van het voertuig
worden aangebracht. Wordt door montage op het dak van
het voertuig de voorgeschreven zichtbaarheid met één
lamp niet bereikt, dan moet aanvullend een tweede zwaai-
lamp worden gemonteerd.
Hella-zwaailampen zijn radio-ontstoord en voldoen aan
de ontstoringsgraad e1 – goedkeuring volgens de richtlijn
72/245 EG in de versie 98/54 EG.
Zwaailampen met blauwe lichtkap: voor alle voorrangs-
gerechtigde voertuigen zoals politie- en brandweerauto's,
ambulances en overige overheidsdiensten.
Zwaailampen met oranje lichtkap: voor alle voertuigen die
in het verkeer moeten of willen opvallen. Zoals bergings-,
pech- en servicediensten, onderhoudsdiensten, voertui-
gen met abnormale afmetingen en/of lading, (land)bou-
wvoertuigen.
De zwaailamp zodanig loodrecht monteren dat na monta-
ge de lichtbundel rondom evenwijdig aan het wegdek
straalt.
Zwaailamp, model F
Bevestigingsgaten en het gat voor kabeldoorvoer volgens
de sjabloon boren. Het onderlegrubber kan als mal wor-
den gebruikt.
De gezekerde plusdraad (8A smeltzekering vlgs. DIN
72851 of 10A Littelfuse steekzekering) van bedienings-
schakelaar of schakelwalsrelaisop klem 72 van de zwaai-
lampmotor steken. Klem 31 (massa) van de zwaailamp-
motor contactzeker op de massa van het voertuig(chas-
sis) aansluiten.
De zwaailamp kan met het bijgeleverde onderlegrubber
naar keuze met drie M5 plaatschroeven van onderaf, of
met drie schroeven voor kunststof (Ø 4 mm), eveneens
van onderaf, op de montageplaats worden vastgeschro-
efd.
Opletten a.u.b.: alleen bij de hierboven omschreven elek-
trische aansluiting zal de zwaailamp roteren.
20