Zwaailamp, model M
De plaats waar de zwaailamp geplaatst wordt, moet vrij
zijn van vet, vuil, water, sneeuw en ijs.
De spiraalkabel wordt door het geopende portierraam
naar de in het voertuig gemonteerde contactdoos gevo-
erd. Let er op dat de kabel niet afgekneld of ernstig
geknikt wordt. Indien de lamp niet gebruikt wordt, moet
deze tijdens de rit zodanig opgeborgen worden dat geen
hinder voor bestuurder of passagier ontstaat.
Let op! De maximum snelheid met geplaatste zwaai-
lamp is 120 km/u.
Zwaailamp, model FL
Hella opsteeksteun (bijv. Hella nummer 8HG 002 365-001
of HG 006 294-...) met ingebouwde stekkerdoos loodrecht
ten opzichte van het wegdek aan het voertuig monteren.
De rubberdop afnemen, de zwaailamp plaatsen en vast-
schroeven.
Opgelet: max. aanhaalmoment van de moer 3-5 Nm.
De gloeilamp vervangen:
De lichtkap afnemen door gelijktijdig de borging in te druk-
ken en de kap naar links te draaien. Om de gloeilamp te
verwijderen de borgveren naar buiten uit de haakjes druk-
ken. Gloeilamp verwisselen en veren weer in de haakjes
klikken. Lichtkap plaatsen en naar rechts draaien tot de
borging vastklikt.
Attentie: het oppervlak van de reflector mag niet worden
aangeraakt of worden vervuild. Het glas van de gloeilamp
niet met de vingers vastpakken; dit gaat ten koste van de
levensduur.
Opmerking:
Zorg dat de lichtkap altijd schoon is. Een vuile lichtkap
kan de lichtopbrengst met wel 80% verminderen. Denkt u
ook aan reservegloeilampen en –zekeringen in het
voertuig?
21