1.
INBEDRIJSTELLING/BEDIENING
Het apparaat op een stabiele en waterbestendige ondergrond en niet direct op de vloerbe-
2.
dekking of een houten vloer zetten. Niet direct in de zon zetten.
Belangrijk: werd het apparaat getransporteerd voor de inbedrijfstelling minstens een
uur wachten. Het koel-/smeermiddel kan zich zo weer «zetten» en de compres sor raakt
niet beschadigd (geen garantie!).
Controleren of er geen verpakkingsmateriaal in de watertank zit. Trek daartoe de watertank
3.
aan beide openingslussen (13) naar buiten (is vastge klikt). Is er geen verpakkingsmateriaal in
de tank, deze er weer inzetten (moet vastklikken).
Steek de stekker in het stopcontact en alle LED's lichten even rood op.
4.
Voor een optimale werking ramen en deuren sluiten. Het apparaat met de toets «POWER»
5.
inschakelen. Het rode «RUN»-controlelampje brandt, de luchtuitlaatkleppen gaan open, de
ventilator en de compressor starten. Door opnieuw op de toets te drukken het apparaat
weer uitschakelen.
Goed om te weten:
– Werd de ontvochtiger kort tevoren uitgeschakeld, dan start de compressor met maximaal
3 minuten vertraging (= bescherming compressor).
– Brandt «WATER FULL», dan is de watertank vol en moet worden geleegd à zie pagina 57.
De compressor blijft uitgeschakeld tot de geledigde tank weer geplaatst is.
– Het apparaat mag niet op schakelklokken of geschakelde stopcontacten/contactdozen
aangesloten worden (gevaar voor schade aan de compressor)
– «DEFROST» Ontdooien gestart à zie pagina 57.
Overige indicaties / mogelijke instellingen:
6.
–
«Speed»: Omschakeling hoeveelheid lucht laag «1»/hoog «2». Na het inschakelen werkt
het apparaat met een groot vermogen («2» brandt).
–
«Timer»: Het apparaat kan na 1, 2, 4 of 8 uur automatisch in- of uitgeschakeld worden .
–
«Humid»: Luchtvochtigheid instellen. Na het inschakelen schakelt het apparaat over op
continubedrijf («CONTINUE»). Dit is zinvol bij een zeer hoge luchtvochtigheid of om ee n ru-
imte zo snel mogelijk te ontvochtigen. Bevinden zich in de te ontvochtigen ruimte vaak per-
sonen, dan wordt de instelling «50 %» relatieve luchtvochtigheid aanbevolen. Bij het berei-
ken van de ingestelde luchtvochtigheid schakelt de compressor uit, tot de lucht vochtigheid
weer stijgt. De ventilator loopt verder om de luchtvochtigheid te kunnen meten.
«WATER FULL» = Watertank vol:
7.
– Bij een volle watertank schakelt de compressor uit en de indicatie «WATER FULL» begint
te bran den.
– Watertank wegnemen: Aan de achterkant van de tank bevinden zich twee openings lussen
(13). Deze vasthouden en de tank naar buiten trekken. De blauwe draaggreep naar boven
klappen om de tank gemakkelijk te kunnen dragen. Tank in de wasbak legen. Het witte dek-
sel aan de bovenkant hoeft om te legen niet weggenomen te worden.
– Watertank plaatsen: de draaggreep naar onderen klappen en de lege tank er helemaal
inschui ven tot die vastklikt. De indicatie «WATER FULL» verdwijnt en de compressor kan
weer starten.
Goed om te weten:
– Gebruik het water niet voor andere doeleinden, omdat het ook vuildeeltjes uit de lucht bevat.
– De binnenkant van de tank om hygiënische redenen minstens eenmaal per maand met
warm water en een normaal afwasmiddel reinigen. Voordien het witte tankdeksel (22)
56
wegne men (Het deksel aan de voorkant vasthouden, licht naar boven draaien en dan naar
je toe trekken). De tank of het deksel niet in de vaatwasmachine doen of met een schu-
rend middel reinigen; anders raken de delen beschadigd.
Waterafvoerslang:
8.
– Wanneer het apparaat zich in een ruimte met afvoer voor afvalwater in de vloer bevindt,
kan het water daar direct in afgevoerd worden. De tank wordt dan niet meer gevuld en
hoeft ook niet meer geleegd te worden. Daar is een slang voor nodig (niet bij de levering in-
begrepen ). Deze moet een binnen-/buitendiameter van 8/10 mm hebben.
– De rubberafdekking op de aansluitbuis (10) verwijderen en dan de slang over de buis trekken.
– Goed om te weten:
De slang moet zo gelegd worden, dat hij gelijkmatig daalt. Hij mag niet naar boven geleid
worden, omdat het water anders niet meer wegstromen kan.
Automatisch ontdooien:
9.
– De «DEFROST»-indicatie brandt, wanneer de temperatuur op de verdamper ca. –1 °C be-
draagt en zich een ijslaag gevormd heeft. Dit kan b.v. na 20 minuten continubedrijf of bij
lagere omgevingstemperaturen het geval zijn. De compressor schakelt dan uit en het ont-
dooien start. De ventilator loopt daarbij verder en het dooiwater loopt di rect de watertank
in. Kan de ijsafzetting op de luchtbevochtiger binnen 5 minuten wegsmel ten, dan start de
compressor weer automatisch en «DEFROST» gaat uit. Is dat niet het geval, dan schakelt
het apparaat na 20 minuten uit (= bescherming compressor ).
10. Veiligheidsschakelingen:
– De luchtontvochtiger wordt voortdurend via een veiligheidsschakeling bewaakt. Deze scha-
kelt bij storingen de compressor automatisch uit. De schakeling voorkomt ook, dat de
compres sor na het uitschakelen direct weer ingeschakeld kan worden en daardo direct
weer ingeschakeld kan worden en daardoor overbelast raakt. Daarom wordt de compres-
sor pas na 1-3 minuten weer ingeschakeld.
– De veiligheidsschakeling bewaakt ook de temperatuur op het apparaat; is deze onder 0 °C
of boven 40 °C, dan wordt het uitgeschakeld en kan niet in bedrijf genomen worden. Het
appa raat kan pas weer in bedrijf genomen worden, wanneer de temperatuur zich binnen
het genoem de bereik bevindt en de stekker uit het stopcontact getrokken en er weer opni-
euw ingestoken is (= «Re set»).
– Na een stroomonderbreking schakelt het apparaat weer met de voorafgaande instellingen
in. Belangrijk: Het apparaat mag om veiligheidsredenen niet met schakelklok ken, gescha-
kelde stopcontacten etc. in- of uitgeschakeld worden (compressor kan beschadigd raken)!
11. Hygrostaat
– De geïntegreerde hygrostaat meet voortdurend de luchtvochtigheid en stuurt het
ontvochtigings proces.
Goed om te weten:
De standaard tolerantie van een geïntegreerde hygrostaat bedraagt +/- 5%. Dat bete-
kent, dat de effectieve relatieve luchtvochtigheid overeenkomstig af kan wijken.
57