Interlogix ATS1201E Instrucciones De Instalación página 33

Figuur 5: Afscherming
(1) Gebouw 1
(2) Gebouw 2
(3) Netspanning met lokale
aarding
(4) Netvoeding aansluitblok
(5) Aansluitklem aarde
ATS1201E / ATS1203E / ATS1204E
behuizing
Figuur 1: Lay-out
(1) Processor.
(2) Aardverbinding. Ook
gebruikt voor
kabelafscherming en de
deksel van de behuizing.
Voor gedetailleerde informatie op de print verwijzen wij u naar
het "Aansluitschema ATS1201E / ATS1203E / ATS1204E"
hieronder.
De behuizingen met de bevestigingsgaten (items 1) worden
weergegeven in figure 3.
Item 2 geeft de locatie van de afneembeveiliging
sabotageschakelaar op de muur aan.
Alle afmetingen zijn in mm.
Aansluitschema ATS1201E / ATS1203E /
ATS1204E
Figuur 4: PCB lay-out
(1) 12 V accu
(2) Systeem-aarding
(3) AC-aansluiting voor transformator
(4) Dipswitch blok voor DI adres
(5) Accu belastingsweerstand jumper.
(6) AC-aansluiting voor transformator en accu
(7) Aarding connector voor kabel afscherming
(8) Geklokte aansluiting voor het aansluiten van
uitgangenuitbreidingen of viervoudige niet-geklokte
uitgangenuitbreiding (als voorbeeld, ATS1810)
(9) Optionele belastingsweerstanden voor hulpvoeding. Zie voor
meer details "Problemen oplossen" op pagina 35.
(10) Jumper +12 Volt voor uitgangen uitbreiding
(11) Uitgang hulpvoeding
(12) Afsluiting van de databus
(13) Aansluiting voor ATS1202 ingangenuitbreiding
(14) RS485 systeem databus en sabotage aansluitingen
(15) Ingangen
(16) Externe sirene
(17) Systeemdatabus
(18) Normaal gesloten afneem sabotagecontact
(19) Normaal gesloten AM/fout contact
(20) Normaal gesloten sabotagecontact
(21) Normaal gesloten alarmcontact
(22) 1 kΩ weerstand verplicht indien externe sirene niet is aangesloten
(23) Normaal gesloten paneelbehuizing sabotagecontact
(24) Externe 8 Ω luidspreker van sirene
Opmerkingen
•
Als de accu belastingsweerstand is ingeschakeld, de
uitgang 8 is niet meer beschikbaar voor niet-geklokte
uitgangenuitbreidingen.
•
De accu belastingsweerstand instelling dient overeen te
komen met in de DI geprogrammeerde instellingen. Zie
voor details "Menu 3, DGP settings" op pagina 34.
P/N 1070251 (ML) • REV G • ISS 01APR16
(6) ATS controlepaneel
(7) Systeemdatabus
(8) Apparaat in kunststof
behuizing
(9) Apparaat in metalen
behuizing
(3) Montage locatie voor
sabotage afneemcontact.
(4) Accu.
(5) Net spanning.
• In het geval de DI is ingesteld voor twee DI's om alle
32 uitgangen mogelijk te maken, moet de controle paneel
programmering worden ingesteld voor het pollen van het
DI adres en adres +1.
Jumpers
•
TERM: Afsluiten van de databus. Alleen gebruiken bij de
eerste en laatste interface op de lokale databus.
•
+12 V: Verbonden +12 VDC naar uitgangenuitbreiding.
DI dipswitch instellingen
Adres: DI Adres dipswitch. Wanneer schakelaar 1–4 OFF staat
wordt de DI uitgeschakeld (zie figuur 2 voor correct adres
instelling).
LEDs
• Tx: Rode LED knippert wanneer GI's en DI's het pollen
beantwoorden.
• Rx: Gele LED knippert wanneer het paneel de DI's en GI's
aan het pollen is. Deze moet altijd actief zijn.
Aansluiting systeemdatabus
De systeemdatabus wordt gebruikt voor het aansluiten van
data-interfaces (om extra ingangen beschikbaar te maken) en
van gebruikersinterfaces op het Advisor Master
controlepaneel. Externe interfaces kunnen maximaal 1,5 km
verwijderd zijn van het Advisor Master controlepaneel.
Gebruikersinterfaces en data-interfaces moeten via de
systeemdatabus aansluiting aangesloten zijn met
afgeschermde tweevoudige twisted pair kabels (WCAT 52
wordt aanbevolen).
De afscherming van de datakabel moet verbonden worden met
de aardverbinding van het controlepaneel of een ander
aardpunt. De afscherming moet aan het andere einde niet
aangesloten worden.
Indien de afstand tussen de gebruikersinterface en de
dichtstbijzijnde interface meer dan 100 meter is, wordt
aanbevolen een afzonderlijke voeding te gebruiken voor de
gebruikersinterface.
Indien de gebruikersinterface wordt gevoed door een externe
voeding, mag de "+" vanaf de systeemdatabus niet worden
aangesloten. Sluit de "+" van de lokale voeding aan op de "+"
van de gebruikersinterface en sluit de 0 Volt van de voeding en
de 0 Volt van de systeemdatabus aan op de "−" klem van de
gebruikersinterface.
Aansluiten van de data interface op het
controlepaneel
Zie Advisor Master Installatie Handleiding of Advisor Advanced
Installatie en Programmeer Handleiding voor meer info.
Ingangs- en uitgangnummering
Advisor Master ingangen en uitgangen nummering
Controlepaneel 1–16 DI 8 129–144
33 / 48