Select Disable.Acceleration.to disable
.
this function, and select Change.Mode.to
switch acceleration mode to Enhanced/
Maximized.
• Om de Intel® Smart Response-technologie in te schakelen, hebt u minstens één SSD
> =
(
20GB) en een HDD nodig en er kan slechts één SSD worden toegewezen voor de
cache.
• Als u het besturingssysteem wilt herstellen, gaat u naar BIOS.Option.ROM.(BIOS.. .
optie.ROM).>.Acceleration.Options.(Versnellingsopties) en verwijdert u Disks/Volume.
Acceleration.(Schijven/volumeversnelling) om de Intel® Smart Response-technologie
uit te schakelen. Raadpleeg Hoofdstuk 4, gedeelte Seriële ATA harde schijf voor het
invoeren van BIOS Option ROM.
• De maximale cachegrootte op de SSD is 64 GB. Als dit wordt overschreden, kan de
opslagcapaciteit die is weggelaten voor de cache, nog steeds worden geïdentificeerd door
het systeem voor normale opslag.
Intel
.Rapid.Start.Technology
®
Met de Intel® Rapid Start Technology kunt u uw computer snel opnieuw activeren uit de
slaapmodus. Het opslaan van het systeemgeheugen van uw computer naar de geconfigu-
reerde SSD, biedt een snellere responstijd voor de activering, maar houdt de energie in een
laag profiel.
•
•
Een.partitie.maken
•
•
1.
Ga naar Start, klik met de rechtermuisknop op Computer.> Beheren.> Schijfbeheer.
.
Selecteer de SSD waarvoor u de partitie wilt maken.
550
Voordat u de Intel® Rapid Start Technology toepast, gaat u naar Geavanceerde
modus > Geavanceerd > PCH-configuratie in BIOS-item en schakelt u de Intel® Rapid
Start Technology in.
Zorg dat u de procedure Een partitie maken nauwkeurig volgt om de Rapid Start-
functie van Intel in te schakelen. Er verschijnt een foutbericht als u het Intel® Rapid
Start-hulpprogramma installeert voordat u een partitie maakt.
Zorg dat u een back-up maakt van uw gegevens voordat u het partitiehulpprogramma
van Microsoft gebruikt. Een verkeerd proces voor het maken van partities zal leiden tot
gegevensverlies.
Als u de DRAM aanpast naar een hoge frequentie, zal dit leiden tot onstabiele
systeemprestaties.
Hoofdstuk 6: De hulpprogramma's gebruiken