KEN002VAC
NL
v1• 11.11.2020
INSTRUCTIE VOOR ONDERHOUD
9) Controles van elektrische apparaten
Reparatie en onderhoud van elektrische onderdelen omvat initiële veiligheidscontroles en procedures voor de inspec-
tie van onderdelen. Als er een fout bestaat die de veiligheid in gevaar kan brengen, mag er geen elektrische voeding
op het circuit worden aangesloten totdat deze op bevredigende wijze is verholpen. Indien de storing niet onmiddellijk
kan worden verholpen, maar het noodzakelijk is om het bedrijf voort te zetten, moet een adequate tijdelijke oplossing
worden gebruikt. Dit moet aan de eigenaar van de apparatuur worden gemeld, zodat alle partijen op de hoogte zijn.
De eerste veiligheidscontroles omvatten:
- Dat de condensatoren worden ontladen: dit moet op een veilige manier gebeuren om de kans op vonken te vermij-
den;
- dat er geen elektrische componenten en bedrading onder spanning staan tijdens het laden, herstellen of ontladen
van het systeem;
- dat er sprake is van continuïteit van de aardverbinding.
17. Reparaties aan verzegelde componenten
1) Bij reparaties aan verzegelde onderdelen moeten alle elektrische voorzieningen worden losgekoppeld van de appa-
ratuur die wordt bewerkt, voordat de verzegelde afdekkingen worden verwijderd, enz. Als het absoluut noodzakelijk is
om de apparatuur tijdens het onderhoud van elektriciteit te voorzien, moet op het meest kritieke punt een permanent
werkende vorm van lekdetectie worden geplaatst om te waarschuwen voor een potentieel gevaarlijke situatie.
2) Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het volgende om ervoor te zorgen dat door het werken aan
elektrische componenten de behuizing niet zodanig wordt gewijzigd dat het beschermingsniveau wordt beïnvloed. Dit
omvat schade aan de kabels, een te groot aantal aansluitingen, klemmen die niet volgens de oorspronkelijke specifi-
caties zijn gemaakt, schade aan de afdichtingen, onjuiste montage van de wartels, enz.
Zorg ervoor dat het apparaat stevig is gemonteerd.
Zorg ervoor dat de afdichtingen of afdichtingsmaterialen niet zodanig zijn aangetast dat ze niet langer dienen om het
binnendringen van ontvlambare atmosferen te voorkomen. Vervangingsonderdelen moeten in overeenstemming zijn
met de specificaties van de fabrikant.
OPMERKING: Het gebruik van siliconenkit kan de effectiviteit van sommige soorten lekdetectieapparatuur belemme-
ren. Intrinsiek veilige onderdelen hoeven niet te worden geïsoleerd voordat er aan wordt gewerkt.
18. Reparatie aan intrinsiek veilige componenten
Breng geen permanente inductieve of capacitieve belastingen op het circuit aan zonder ervoor te zorgen dat deze de
toelaatbare spanning en stroom voor de in gebruik zijnde apparatuur niet overschrijden.
Intrinsiek veilige componenten zijn de enige typen die onder spanning in aanwezigheid van een brandbare atmosfeer
kunnen worden bewerkt. De testapparatuur moet de juiste nominale waarde hebben.
Vervang componenten alleen door onderdelen die door de fabrikant zijn gespecificeerd. Andere onderdelen kunnen
leiden tot de ontsteking van koudemiddel in de atmosfeer door een lek.
19. Bekabeling
Controleer of de bekabeling niet onderhevig is aan slijtage, corrosie, overmatige druk, trillingen, scherpe randen of an-
dere negatieve milieueffecten. Bij de controle moet ook rekening worden gehouden met de gevolgen van veroudering
of voortdurende trillingen van bronnen zoals compressoren of ventilatoren.
20. Detectie van brandbare koelmiddelen
In geen geval mogen potentiële ontstekingsbronnen worden gebruikt bij het zoeken naar of opsporen van koelmid-
dellekken. Er mag geen gebruik worden gemaakt van een halidetoorts (of een andere detector die een open vlam
gebruikt).
21. Lekdetectiemethoden
De volgende lekdetectiemethoden worden aanvaardbaar geacht voor systemen die brandbare koelmiddelen bevatten.
Voor de detectie van brandbare koelmiddelen worden elektronische lekdetectoren gebruikt, maar het is mogelijk dat
de gevoeligheid niet voldoende is of dat er opnieuw moet worden gekalibreerd. (Detectieapparatuur moet worden
geijkt in een koelmiddelvrije ruimte.) Zorg ervoor dat de detector geen potentiële ontstekingsbron is en geschikt is
voor het gebruikte koelmiddel. Lekdetectieapparatuur moet worden ingesteld op een percentage van de LFL van het
koelmiddel en moet worden gekalibreerd op het gebruikte koelmiddel en het juiste percentage gas (maximaal 25 %)
wordt bevestigd.
283