Specifieke instructies voor installaties in gevaarlijke omgevingen
NL
Modelnummers vallend onder: S183**L/F***/***; S187**L/F***/***; S189**/F***/*** ("*" geeft de verschillen/mogelijkheden
in constructie, functie, en materiaal aan)
De volgende instructies gelden voor de S183/S187/S189 behorende bij certificaatnummer Sira 06ATEX1115X:
1. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB, en IIC, en
temperatuurklassen T1, T2, T3, T4, T5, en T6. Pas op: de kast kan zo heet worden als de hoogste van de proces-
en de omgevingstemperatuur. De hogere waarde voor omgeving- of medium temperatuur is bepalend voor de
temperatuurklasse van de installatie.
2. Deze apparatuur dient te worden geïnstalleerd door goed opgeleid personeel, in overeenstemming met de
reglementen die van toepassing zijn.
3. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door goed opgeleid personeel, in
overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn.
4. Vedligeholdelse eller reparation af den flammesikrede indkapsling er ikke tilladt.
5. De kast mag niet worden geopend wanneer de apparatuur onder stroom staat.
6. De certificatie van deze apparaten is gebaseerd op hun vervaardiging uit de volgende materialen:
Behuizing (Scheidingsmuur):
Wanneer de mogelijkheid bestaat dat de apparatuur met agressieve stoffen in aanraking komt, is de gebruiker
verantwoordelijk voor het treffen van passende voorzorgsmaatregelen, om te voorkomen dat het apparaat en de
getroffen beschermingsmaatregelen nadelig worden beïnvloed.
Agressieve stoffen:
Passende voorzorgsmaatregelen:
Opm.: het allooi dat in de kast is verwerkt kan zich aan het toegankelijke oppervlak van deze apparatuur bevinden;
bij eventuele ongevallen kunnen door impact of wrijving ontvlammingen of vonken ontstaan.
7. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker, te zorgen:
(a) Deze apparatuur mag alleen worden aangesloten met geschikte gecertificeerde stekkers en aansluitingen.
(b) Ook dienen geschikte temperatuurbestendige kabels worden gebruikt. De kabelinvoertemperatuur kan meer dan
70°C bedragen.
(c) Dat de verbinding tussen de schakelaarkast en de tank compatibel is met de procesmedia.
(d) Dat de stevigheid van de verbinding correct is.
(e) De vlotter wordt beschermd tegen impact, frictie en de vorming van statische elektriciteit door snelstromende niet-
geleidende vloeistoffen, daar deze een ontstekingsbron kunnen vormen.
8. Technische gegevens:
(a) Codering:
Vat/tank montage:
Ondergedompeld:
(b) Druk:
Vat/tank montage:
Ondergedompeld:
9. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
(a) De scheidingsmuur mag niet van roestvrijstaal zijn gemaakt (zie de bovenstaande bouwmaterialen). Daarom mag
het product niet blootgesteld worden aan een omgeving die een negatief effect op de scheidingsmuur heeft.
(b) De vlotter of de montageflens mag van een niet-metalen materiaal zijn gemaakt. De gebruiker moet ervoor
zorgen dat het materiaal geschikt is voor de beoogde toepassing en niet kan ontsteken indien het elektrostatisch
geladen is. Niet met een droge doek afwrijven.
(c) Enkel schroeven en koppelingen geleverd door de producent kunnen worden aangebracht op de behuizing..
Gelieve er rekening mee te houden dat de veiligheidsinstructies en certificaten in deze publicatie uit het Engels (Verenigd Koninkrijk)
vertaald zijn.
12
Aluminiumbrons AB1, of Roestvrij staal (type 316, 321 of 347), of
Gunmetaal LG2, of Halar gecoat roestvrij staal.
- bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten, of
oplossingen die polymere materialen kunnen aantasten.
- bijv. regelmatig uitgevoerde controles in het kader van routine-inspecties, of
nagaan of in de materiaalspecificaties wordt aangegeven dat het materiaal
bestand is tegen bepaalde chemicaliën.
II 1/2 G
Ex d IIC
II 2 G
Ex d IIC
18Bar
30mH
O
2
T6 (-20°C ≤ Ta ≤ +60°C)
T6 (-20°C ≤ Ta ≤ +60°C)
M310/SI Sub