6. Fietsdrager (1) door schudden op vaste bevestiging
controleren.
Indien nodig fietsdrager (1) verwijderen en opnieuw
bevestigen.
7. Stekker voor verlichtingsinrichting (11) uit de houder nemen,
in de contactdoos (19) steken en helemaal rechtsom draaien.
8. Werking van de verlichtingsinrichting controleren.
Fietsdrager van het voertuig demonteren.
Demontage van de fietsdrager (1) van het voertuig uitvoeren in
omgekeerde volgorde.
Fietsen monteren/demonteren
Voorzichtig
De fietsdrager voor de trekhaak is alleen geschikt voor
transport van fietsen.
Er mogen alleen fietsen met een gewicht van elk max. 30 kg
op de fietsdrager worden getransporteerd.
Hierbij mag de maximaal toegestane draaglast van de fietsdrager,
de steunlast van de trekhaak alsmede het toegestane totale
gewicht van het voertuig en de maximaal toegestane aslast van
het voertuig (zie voertuig-gebruikshandleiding) in geen geval
worden overschreden.
Door niet-inachtneming kan de fietsdrager samen met de
gemonteerde fietsen losraken en daardoor uzelf en andere
personen verwonden en/of een ongeluk veroorzaken.
Voorzichtig
De fietsen moeten zo gelijkmatig mogelijk en met laag
zwaartepunt op de fietsdrager worden bevestigd en met
elk een houder aan het fietsframe en spanriemen aan
de voor- en achterwielen tegen vallen worden beveiligd.
Door niet-inachtneming kunnen de fietsen en/of losse
delen tijdens rijden van het voertuig los raken en bij andere
verkeersdeelnemers tot een ongeval en hieruit volgend letsel
en materiële schade leiden.
Voor montage kinderzitjes en alle losse delen b v. drinkflessen,
zadeltassen, accu's van e-bikes etc. van de fietsen verwijderen
en opbergen.
19
11
1
M+P-25A-0141
Voorzichtig
Door wegglijden/kantelen bestaat letselgevaar. Beveilig de
fietsen tegen wegglijden/kantelen.
Voer de montage en de demontage van de fietsen samen met
een tweede persoon uit.
Indeling van de fietsen
Neem de indeling van de fietsen in de rijrichting (pijl), zoals hier
weergegeven, in acht.
Aanwijzing
Zware fietsen dichtbij het voertuig en lichte fietsen
(bv. kinderfietsen) verder achter op de fietsdrager monteren.
De eerste fiets met de tandwielen naar het voertuig monteren.
Eerste fiets monteren
20
21
1. Grendel (20) indrukken en de spanriemen (21) uittrekken.
2. Fiets op de fietsrails (8) plaatsen en tegen kantelen beveiligen.
- 36 -
8
M+P-25A-0155
8
M+P-25A-0142