Zelfs indien het lasapparaat in overeenstemming met de Gebruiksaanwijzing
wordt gebruikt is toch niet mogelijk risicofactor verbonden met de constructie
en het gebruik te elimineren. De vaakst voorkomende risicofactoren:
Brandwonden.
Vergiftiging door gassen, uitlaatgassen of dampen.
Oogletsel.
Aangestoken vuur.
Elektrische schok.
Negatieve effecten van elektromagnetische velden op de gezondheid van de
lasser.
3. Omschrijving van het apparaat
Afb. A
1.
Indicatielampje thermische beveiliging; 2. Lasstroom-instelknop; 3.
Indicatielampje
van
de
operaties;
Netsnoeraansluiting
(-)
Afb. B
1. Indicatielampje van de operatie (groene LED); 2. Netsnoeraansluiting (-); 3.
Indicatielampje thermische beveiliging (oranje LED); 4. Lasstroom-instelknop;
5. Netsnoeraansluiting (+)
4. Gebruiksbestemming van het apparaat
Inverter lasapparaten zijn geschikt voor het booglassen met beklede elektrode
(MMA-methode). Inverter lasapparaten zijn een nieuw type, dat de nodige
stroomwaarden door middel van elektronische systemen genereren. Ze
worden gekenmerkt door een klein formaat, een laag gewicht, een aanzienlijke
efficiëntie, een breed scala aan toepassingen, zeer goede lasresultaten en
aanzienlijke transportmogelijkheden.
Lasapparaat model: DESi201M is geschikt voor handmatig lassen met
beklede elektroden met materialen zoals legeringen, constructiestaal en
gietijzer. Het kan worden gebruikt met toepassing van beklede elektroden met
diameters van 1,6 mm tot 4 mm afhankelijk van de lasstroom, de behoeften en
het type bewerkingen. De lasapparaten zijn geschikt voor 230V ~ 50 Hz
(enkelfasige voeding).
Het is toegestaan het gereedschap te gebruiken bij renovatie- en
bouwwerkzaamheden, in de werkplaatsen, bij amateurwerk met tegelijk
inachtneming
van
de
gebruiksvoorwaarden
arbeidsomstandigheden zoals in de gebruiksaanwijzing bepaald.
5. Beperkingen in het gebruik
Onbevoegde aanpassingen in de mechanische en elektrische constructie,
aanpassingen,
onderhoud
die
omschreven, worden beschouwd als onbevoegd en leiden tot onmiddellijk
verlies van de Garantierechten. Het gebruik niet in overeenstemming met de
in de Gebruiksaanwijzing omschreven aanbevelingen veroorzaakt onmiddellijk
verlies van de Garantierechten.
LET OP !!!
Het is verboden om het lasapparaat op een hellend, onstabiel of los
oppervlakte te plaatsen.
De werking van radiogestuurde apparaten kan door een lasapparaat
worden gestoord. De werkplek moet op een juiste manier worden
voorbereid. De werking van de radiogestuurde apparaten in de buurt van
het lasapparaat kan verhinderd zijn.
Het is verboden in een stoffige ruimte te werken. Plaats het lasapparaat in
een ruimte zonder stof met vrije luchtcirculatie en een goed functionerende
zuiginstallatie.
Het is verboden om in ruimtes met toegang tot vocht te werken. Gebruik het
lasapparaat niet bij temperaturen boven 40°C en bij temperaturen onder het
vriespunt.
Voorkom overbelasting van het lasapparaat. Houd de voorgeschreven
werkcycli (X-factor) bij de stroominstellingen tijdens het lassen.
Volgens PN-EN 60974-1 Booglasapparatuur deel 1: Las - energiebronnen,
worden volgende soorten vervuilende stoffen onderscheiden:
a) Vervuilingsgraad 1: Geen vuil of alleen droge, niet-geleidende vervuiling.
Vervuiling zonder betekenis.
b) Vervuilingsgraad 2: Alleen niet-geleidende verontreinigingen, soms echter,
geleidbaarheid veroorzaakt door condensatie.
c) Vervuilingsgraad 3: Geleidende verontreinigende stoffen of niet-geleidende
droge verontreinigingen die geleiden als gevolg van condensatie.
d) Vervuilingsgraad 4: Verontreinigende stoffen genereren permanente
geleiding veroorzaakt door geleidend stof, regen of sneeuw.
Verontreinigingsgraden van micromilieu zijn vastgesteld voor de beoordeling
van de lucht- en oppervlakte-isolatieafstand volgens 2.5.1 IEC 60664-1
(Begrippen en definities punt 3.40 p. 13 volgens PN-EN 60974-1)
Volgens PN-EN 60974-1 en IEC 60664-1 de meeste laserenergiebronnen
staan in de derde categorie van overspanningen. Zij moeten worden
ontworpen voor gebruik onder omstandigheden van ten minste 3 graden
verontreiniging. Componenten of onderdelen met lucht- of oppervlakte-
isolatieafstanden die met
verontreinigingsgraad 2 overeenstemmen zijn
toegestaan als ze volledig zijn gecoat, verzegeld of ondergelopen in
overeenstemming met IEC 60664-1
GEBRUIK HET LASAPPARAAT NIET OM PIJPEN TE ONTDOOIEN.
De instel- en cyclustabel bevindt zich op het achterpaneel van het
apparaat. Legende:
X - Werkcyclus I2 - Nominale lasstroom
beladingstoestand
Er wordt aangenomen dat de tijd van een volledige werkcyclus 10 minuten is
6. Technische gegevens
Model lasinverter
Voedingspanning
34
4.
Netsnoeraansluiting
(+);
en
de
toegestane
niet
in
de
Gebruiksaanwijzing
U2 - Spanning in
DESi201M
230 V ~ 50 Hz
Maximale lasstroom
De maximale diameter van de elektrode
Lasstroombereik
Koeling
Gewicht
Beschermingsklasse
De maximale lasstroom is mogelijk te bereiken als de netvoeding volledige
stroomefficiëntie biedt. Het lasapparaat moet op het elektriciteitsnet met een
nominale waarde van 230 V worden aangesloten. Verlengkabels met een
kleine doorsnede resulteren in een aanzienlijke vermindering van de prestaties
van het lasapparaat. Het lasapparaat is aangepast om met een generator met
een nominaal vermogen van 10 kVA te worden gevoed. De toepassing van
stroomaggregaten met lager vermogen maakt het onmogelijk om het
lasapparaat in het gehele bereik van de huidige instellingen te gebruiken.
7. Op bedrijf voorbereiden
5.
In de verpakking met het inverter lasapparaatis worden meegeleverd: een
lasdraad met een elektrodehouder en een aardingskabel met een
materiaalklem.
Het lasapparaat moet op een goed verlichte plaats zonder vocht worden
geplaatst. Controleer de staat van het netsnoer, de laskabels, de
elektrodehouder en de materiaalklem voordat met lassen wordt gestart. Werk
nooit met beschadigde elementen. Vervang de beschadigde elementen door
de andere zonder gebreken.
elektromagnetisch veld geproduceerd. Om elektromagnetische straling te
verminderen, moeten ze dicht bij elkaar worden geplaatst.
8. Aansluiting aan het net
Voordat het lasapparaat aan de voedingsbron wordt aangesloten controleren
of de netspanning met de spanning op het typeplaatje overeenkomt.
De voedingsinstallatie voor het lasapparaat moet uit een koperen draad met
een minimumdoorsnede van 3 x 2,5 mm 2 worden gemaakt, Geleider van een
16
A-zekering
veiligheidsvoorschriften voldoen (nodig de beschermende installatie te
passen). Sluit het lasapparaat niet aan en gebruik het niet als het
voedingsnetwerk over de beschermende geleider niet beschikt.
De installatie moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerde elektricien. Bij
gebruik van verlengsnoeren altijd een verlengsnoer toe te passen die voor de
nominale belasting is geschikt en met een beschermende geleider is uitgerust.
Leg het netsnoer zo dat het tijdens gebruik niet doorgesneden kan worden.
Gebruik geen beschadigde verlengsnoeren. Trek niet aan het netsnoer om de
wordt
stekker uit het stopcontact te halen. Het DESTi202-lasapparaat is ontworpen
om met een generator van 10 kVA te werken.
9. Apparaat aanzetten
Zorg ervoor dat de netvoeding met een beschermende geleider is uitgerust.
Gebruik driedraads-verlengsnoer (met een beschermend snoer) met een
kerndwarsdoorsnede aangepast aan de nominale belasting.
Zorg ervoor dat of de aan-/uit-schakelaar in de uit-stand is (aangeduid met
OFF of O). De spanning wordt ingeschakeld door de schakelknop in de aan-
stand aan de achterzijde te zetten (aangeduid met ON of I).
Sluit de lasdraden aan het lasapparaat volgens de polariteit aanbevolen door
de fabrikant van de elektroden. De juiste markeringen is op de verpakking.
Polariteit van de aansluiting, bijvoorbeeld; de elektrode gemarkeerd op het DC
(-) gelijkstroom, polariteit (-), sluit de voedingskabels als volgt aan:
1. Lasdraad die de stroom aan de elektrodehouder levert - druk het uiteinde
van de kabel in de met (-) gemarkeerde aansluiting en draai zo ver mogelijk
naar rechts.
2. De lasdraad, druk het uiteinde van de kabel in de met (+) gemarkeerde
aansluiting en draai helemaal naar rechts.
Plaats de elektrode in de houder en bevestig de klem van de andere draad
aan het te lassen materiaal. Het materiaal op het klempunt van de klem moet
van roest, restverven of vernis worden gereinigd. De plaats waar de klem op
het materiaal wordt geklemd, moet zo dicht mogelijk bij de laszone liggen,
maar op een afstand die schade aan de draad voorkomt die de stroom aan het
te lassen materiaal levert.
Gebruik verlengkabels met een kerndiameter groter dan 2,5 mm2 als op een
plaats op afstand van de stroombron wordt gelast en vanwege mogelijk
aanzienlijke spanningsdalingen in de voedingskabel. Het verlengsnoer moet
zijn uitgerust met een beschermende geleider.
Op het bedieningspaneel van het lasapparaat, naast de aan-schakelaar
bevindt zich aan de rechterkant een lasstroom-instelknop met een schaal.
Lasstroom is een van de fundamentele werkingsparameters van de beklede
elektrode. Door aan de knop te draaien kan we de lasstroomwaarde (A)
worden ingesteld.
Bij
intensief
en
beveiligingssysteem geactiveerd. Het wordt door de LED zoals op afb. 2.
gesignaleerd. De lasventilator blijft werken door de besturingselementen van
het lascircuit te koelen. Na een bepaalde tijd gaat de diode afhankelijk van de
omgevingstemperatuur uit. Het lassen kan worden voortgezet.
Dek de ventilatieopeningen niet af. Dek het lasapparaat niet. Als het nodig is
om het lasapparaat te beschermen bv. tegen regen, bedek dan met een
paraplu of een afdekking. De tocht van de koellucht moet vrij zijn.
10. Gebruik van het apparaat
Materiaal voor het lassen voorbereiden
Reinig het te lassen materiaal op de plaatsen waar de las en op de plaats
waar de materiaalklem moet worden aangebracht. Verwijder roest, verf, lak en
vergelijkbaar vuil met een staalborstel, schuurpapier of door chemische
ontvetting. Reinig de elementen voor handmatig lassen op de breedte van ca.
25mm.
Tijdens
het lassen
(bv.
overstroom
S300
(C))
langdurig
werk
ongeacht
de
200 A
4 mm
30 – 200 A
Ventilator
8kg
IP21S
wordt een
sterk
en
moet
aan
de
lasmethode
is
het