NL
WIJZIGEN VAN DE VERTRAGINGSZONE BIJ SLUITING
In de besturingseenheid is reeds een vertragingszone geprogrammeerd (defaultwaarde).
Wij kunnen dit gebied wijzigen tijdens het programmeren van de tijden.
Procedure:
1-Schakel de vertragingsfunctie in door de dipschakelaar 9 op ON te zetten (deel 19 op afb. 15).
2-Na punt 10 van de " Programmering tijden" dient u opnieuw op de knop P/P te drukken wanneer de deur bij de
gewenste vertragingszone aankomt.
3-De besturingseenheid laat de vleugel even stoppen om aan te geven dat de programmering een feit is en vervolgt
dan de sluitmanoeuvre.
4-Beëindig de programmering volgens de punten 11 en 12.
* De in het geheugen opgeslagen waarden blijven tot de volgende programmering in het geheugen bewaard.
AFSTELLING VAN DE VERTRAGINGSSNELHEID
Het is mogelijk de vertragingssnelheid van de automatisering met onderstaande procedure af te stellen:
- druk bij stilstaande poort kort op STOP/PROG, de led LD1 gaat nu knipperen
- de manier waarop de led knippert, geeft aan welke vertragingssnelheid u hebt geselecteerd:
1 maal knipperen per seconde: vertragingssnelheid 1 (de laagste snelheid)
2 maal knipperen per seconde: vertragingssnelheid 2 (groter dan snelheid 1)
3 maal knipperen per seconde: vertragingssnelheid 3 (groter dan snelheid 2)
4 maal knipperen per seconde: vertragingssnelheid 4 (de hoogste snelheid)
-druk op de knop STOP/PROG om de snelheid te doen toenemen; nadat graad 4 is bereikt, begint u weer bij 1
- druk op de knop PP om de keuze te bevestigen en deze in het geheugen op te slaan; als u de keuze niet wilt
bevestigen en in het geheugen wilt opslaan, wacht u tot de besturingseenheid stopt te knipperen: dan blijft de vorige
keuze in het geheugen opgeslagen.
N.B.: het is belangrijk een vertragingssnelheid te kiezen die geëigend is voor het gewicht van de vleugel en
voor de op de installatie aanwezige wrijvingspunten.
INSTELLING FUNCTIES (tab. 3)
De verschillende beschreven opties kunt u met de dipschakelaars functies (deel 19 op afb.15) selecteren.
- Denk eraan dat u om een wijziging in de instellingen van de besturingseenheid door te voeren de stroomtoevoer
hierop moet uitschakelen en inschakelen of de 2 resetpinnen van de besturingseenheid moet kortsluiten.
51