Gebruiksadviezen
Posoties van de bedieningshendel
Stop
Hoog vuur
Laag vuur
20
TE CONTROLEREN PUNTEN BIJ VERSTOORDE
WERKING :
Heen gasaanvoer : controleer of de
gastoevoer open staat (fles ).
Controleer de inhoud van de fles :
Controleer of de reduceerklep juist is
afgesteld (zie de handleiding van de
producent van de reduceerklep).
DE BRANDER GAAT NIET AAN :
1. De piezo ontsteker is kapot of
de kabel niet aangesloten.
2. Brander vuil of injector
verstopt.
3. Geen gas of onvoldoende
druk.
DE BRANDER BRANDT NIET:
1. Piëzo-ontstekingsknop defect
of de kabel is losgekoppeld.
2. Vuile brander of injector
verstopt.
3. Gebrek aan gas of
onvoldoende druk.
BRANDER BLIJFT NIET AAN:
1.Thermokoppel is mislukt of
verkeerd geplaatst.
2. Ongelegen ersomstandigheden