NEDERLAND
INBEDRIJFSTELLING
Controleer altijd voor de machine in bedrijf te stellen de benzine en de olie!
Rook niet bij deze controle of bij het bijvullen van brandstof of olie. Vul indien
nodig benzine of olie bij (zoals dit in het vorige hoofdstuk gedetailleerd
beschreven is)
VOORTBEWEGING ZONDER INGESCHAKELDE VERSNELLING (begint op pagina 88)
H
3
Vooruitbeweging zonder aandrijving (duwen).
Alleen toegestaan met uitgeschakelde motor.
De tractor kan aangeduwd moeten worden om hem de opslagplaats in te rijden.
Als de tractor met de hand verplaatst moet worden, moet de hendel voor het inschakelen
van de versnelling in zijn vrij worden gezet. Let op!! Als de tractor met de hand verplaatst
wordt moet de motor uit zijn en moet de startsleutel verwijderd zijn.
AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN (begint op pagina 88)
I
Verzeker u ervan dat er zich binnen de werkstraal van de machine geen
personen of dieren bevinden.
Kies de juiste snelheid en rij uiterst voorzichtig. Het is verboden andere personen
te vervoeren!
RIJDEN (begint op pagina 88)
I
1
1-Trap het rempedaal (9) in, dat tevens als koppeling dient, zet
de hendel (11) in de gewenste versnelling, laat dan langzaam het
pedaal (9) los totdat de tractor in beweging komt.
Om de achteruitversnelling in te schakelen, stoppen, het pedaal (9) intrappen,
de achteruitversnelling (R) inschakelen en het pedaal (9) langzaam weer op
laten komen.
2- De snelheid kan nader gevarieerd worden door middel van de gashendel
(6).
REMMEN (begint op pagina 88)
I
2
Trap het rempedaal (9) in.
Gebruik de hendel (10) om het rempedaal (9) te blokkeren.
AANWIJZINGEN VOOR HET SNIJAPPARAAT
Het snijapparaat kan alleen ingeschakeld worden als de machine stil staat (met
aangetrokken handrem), de motor draait, de hendel (6)op
bestuurder op de tractor zit.
HET INSCHAKELEN VAN HET SNIJAPPARAAT (begint op pagina 88)
I
3
1- Activeer de rem (9)
2- Zet de hendel (12) op START.
Nu is het snijapparaat ingeschakeld en draait het mes!
UITSLUITING VAN HET SNIJAPPARAAT
Zet de hendel voor het inschakelen van het mes (12) in stand STOP.
Het mes stopt binnen ongeveer 5 seconden.
VEILIGHEIDSNORMEN
1)Iedereen die de tractor gebruikt moet op de hoogte zijn van deze gebruiksaanwijzing.
lNiet te vergeten norm: personen onder de 16 jaar en personen die alcohol gedronken
hebben of medicijnen geslikt hebben mogen deze machine niet gebruiken.
2)Gasafgifte van benzinemotoren: deze gassen bevatten giftige koolmonoxyde, zet de
machine daarom niet aan in gesloten ruimten.
3)Verzeker u ervan dat er tijdens de werking geen enkele persoon en vooral geen
kinderen of huisdieren dichtbij de werkende machine verkeren.
4)Verzeker u er ook van dat er tijdens de werking geen vreemde voorwerpen (assen,
takken, ijzerdraad) op de oppervlakken aanwezig is. Deze voorwerpen zouden naar
buiten toe weg kunnen springen en kunnen het mes beschadigen.
5)Tijdens het gebruik is het verboden om in de nabijheid van de machine te roken!
6)Werk alleen overdag of in ieder geval bij goed zicht.
7)Werk altijd loodrecht op de lijn met de grootste helling en nooit overlangs. Wanneer u
op hellingen van richting verandert moet u altijd goed opletten om gevaarlijke situaties
te vermijden.
8)Schakel nooit het snijapparaat in wanneer u zich naar het te maaien grasveld begeeft.
9)Gebruik de machine niet wanneer de draagcarrosserie beschadigd is of zonder
veiligheidsorganen (bijv. grasbak enz.).
10)De juiste positie van het motorblok is bij het ontwerp en de vervaardiging bestudeerd
en mag niet gewijzigd worden.
11)Trap het pedaal voor de voortbeweging altijd uiterst voorzichtig in wanneer u vertrekt,
volgens de aanwijzingen van de fabrikant. Let op de positie van uw voeten ten
opzichte van het snijapparaat.
12)Bij het vertrekken en het aanzetten van de motor mag de machine niet geheld of
ondersteboven staan.
13) Deze trekker is voorzien van een veiligheidsinrichting waardoor de motor uitgezet
wordt als de bestuurder van zijn stoel opstaat.
14)Steek uw handen of voeten niet in het gebied van de werkstraal van het snijapparaat
wanneer dit in werking is. Houd u ook op afstand van het kanaal waar het gemaaide
gras wordt afgevoerd.
15)De machine niet met de hand verplaatsen of opheffen met draaiende motor.
16)Voor het geval dat de motor blokkeert of het afvoerkanaal verstopt raakt en bij alle
andere onderhoudswerkzaamheden aan het snijapparaat en tijdelijke verwijdering
van de veiligheidssystemen moet de motor worden uitgezet en de beweging van de
messen uitgeschakeld worden.
Belangrijk: verwijder de startsleutel.
De inbedrijfstelling (start van de motor) moet uitgevoerd worden zoals dit gedetailleerd
beschreven is bij het punt "eerste inbedrijfstelling"
Schakel geen functies in wanneer u rijdt, maar doe dit altijd met stilstaande tractor.
Het is ten strengste verboden het gras in de achteruitversnelling te maaien.
De transmissie vindt plaats op de achterwielen door middel van een hydrostatische
versnelling, de rem is het pedaal (9)rechts van de stuurkolom
wordt ingetrapt.
2- De snelheid kan nader gevarieerd worden door middel van de gashendel (6).
Trap het rempedaal (9) in. Om de parkeerrem in te schakelen moet u de hendel (10)
naar boven trekken.
Wanneer u de rem intrapt plaatst het pedaal voor de voortbeweging zich automatisch
in zijn vrij.
OPMERKINGEN OVER HET RIJDEN
(vol gas) staat en de
Rijd zo min mogelijk op volle snelheid.
3- U kunt beginnen met het maaien in de vooruitversnelling nadat u het rempedaal heeft
los gelaten.
Als de bestuurder van zijn stoel opstaat slaat de motor af.
17)Andere gevallen waarin de motor moet worden uitgezet:
lwanneer u de machine verlaat of hem met de hand vervoert
lvoor brandstof bij te tanken
lwanneer u de grasbak leegt
18)Let goed op tijdens het afstellen van het snijapparaat. Gevaar voor verwondingen!
Steek uw vingers niet tussen het mes en de draagcarrosserie. Trek beschermende
handschoenen aan.
19)Ledig de benzinetank alleen in de open lucht.
20)Laat de motor afkoelen voor de machine in een gesloten ruimte weg te zetten.
21)Om brandgevaar te voorkomen altijd de motor en de uitlaat schoon houden van
grasresten, bladeren, vet en dergelijke.
22)Controleer regelmatig de mate van slijtage van de graszak.
23)Maai het gras niet in de achteruitversnelling.
Onderhoud en opslag
1)Alle moeren, bouten en schroeven goed aangedraaid houden om in veilige
omstandigheden te werken.
2)De machine nooit met gevulde brandstoftank opbergen in ruimten waar de
benzinedampen open vuur of vonken kunnen bereiken.
3)Geef de motor de tijd om af te koelen alvorens het apparaat in een beperkte ruimte op
te bergen.
4)De motor, uitlaat, accubak en benzinetank vrijhouden van gras, bladeren en overvloedig
smeermiddel, om het brandgevaar te beperken.
5)Controleer regelmatig de grasopvangbak op eventuele slijtage en aantasting.
6)Om veiligheidsredenen tijdig versleten of beschadigde onderdelen vervangen.
7)Het eventuele aftappen van de brandstoftank voor de winteropslag dient in de open
lucht uitgevoerd te worden.
8)Monteer de messen volgens de instructies en gebruik alleen messen waarop het
merk of de naam van de fabrikant of leverancier en het referentienummer vermeld
staan.
9)Ter bescherming van de handen tijdens het verwisselen van de messen geschikte
handschoenen aantrekken.
32
1-Zet de versnellingshendel (11) in stand N. Nu kan de tractor zonder
problemen worden aangeduwd.
1-Zet de hendel voor het vergrendelen van de hydrostatische versnelling
(16) op het losbord in stand vrij X.Na de tractor met de hand te hebben
aangeduwd, de hendel 16 weer in pos.Y voor het inschakelen van de
aandrijving zetten.
RIJDEN
1- Trap langzaam het pedaal (9) in totdat de versnelling inschakelt.
De snelheid van de tractor varieert afhankelijk van hoe hard het pedaal
REMMEN
Verwijder uw voet van het rechter pedaal voor de voortbeweging (15).