Hoe hoger het cijfer, hoe zwaarder het trappen.
WAARSCHUWINGEN: voor optimaal gebruik
van het schakelsysteem (hetzij handmatig of
automatisch) wordt aanbevolen niet zwaar te
trappen tijdens het schakelen en vóór het
stoppen een versnelling te kiezen waarin u
gemakkelijk weer kunt vertrekken.
Let op, trap nooit achteruit tijdens het
schakelen en forceer nooit de
bedieningshendel.
g) Afstelling van de veringen
_
+
Uw fiets is aan de voorkant uitgerust met veringen. Deze
veringen bestaan uit cilinders die schokken kunnen opvangen.
Om de hardheid aan te passen, kunt u aan de wieltjes draaien
die zich aan elke kant van de vork bevinden om zo de gewenste
hardheid te verkrijgen.
WAARSCHUWING: de gebruiker mag de
verende voorvork en de schokdempers nooit
demonteren. Dit moet gebeuren door een
gekwalificeerde monteur.
h) Werkwijze voor het bepalen van de
juiste
instelling
snelsluitingsmechanismen
en zadelpen)
De wielen en zadelpen zijn voorzien van een snelsluiting.
LET OP: de snelsluitklemmen zijn ontworpen
om met de hand bediend te worden. Gebruik
nooit gereedschap om het mechanisme te
vergrendelen of te ontgrendelen, dit kan het
mechanisme beschadigen. Om de klemkracht
te passen, moet u de instelmoer tegenover de
hendel gebruiken en niet aan de hendel van de
snelsluiting draaien.
Instellen, vergrendelen of ontgrendelen van de
snelsluitingsmechanismen:
_
+
van
de
(wielen
68/90
De hendel moet een bepaalde weerstand bieden bij het
openen: het mag bijvoorbeeld niet mogelijk zijn om het
vergrendelingsmechanisme met één vinger te openen.
Bij de wielen moet het systeem de stelen van de vork markeren
als het in gesloten stand staat.
Zorg ervoor dat u alles goed hebt aangedraaid voordat u de
fiets gaat gebruiken. Als u licht op de hendel drukt en deze
beweegt, dan is de hendel niet voldoende aangedraaid. Draai in
dat geval de instelmoer verder aan zonder gebruik van
gereedschap.
Instelmoer
Bij elke instelling dient u te controleren of het voorwiel correct
gecentreerd is ten opzichte van de vork en het achterwiel
tussen de twee achterste bases.
IV.
Accessoires
a) Verlichting
De verlichting wordt meegeleverd met de fiets en bestaat uit
twee lampen (een witte koplamp bevestigd aan de voorkant en
een rood achterlicht op de achterkant) en twee oranje
reflectoren die op de spaken van de wielen zijn bevestigd.
De verlichting is een veiligheidsuitrusting en moet verplicht
aanwezig zijn op uw fiets.
Controleer of uw verlichting goed functioneert voordat u de
weg opgaat.
Zet het voor- en achterlicht aan/uit met behulp van de
knoppen op het scherm.
b) Bel
Op uw stuur is een bel gemonteerd. Het heeft een bereik van
50 meter.
Open
Gesloten