3
23
WAARSCHUWING:
Gebruik het laadapparaat
43
alleen binnen in droge
ruimtes. Laad-apparaten, die nat
63
geweest zijn, niet meer gebruiken.
83
Vermijdt verhoging van de
omgevingstemperatuur
103
tijdens het laden.
Zorg ervoor, dat het laadapparaat
123
stevig staat, voordat het voor de
eerste keer gebruikt wordt. Sluit de
143
meegeleverde voedingskabel aan of
sluit de meegeleverde autoaccukabel
aan op de accu van de auto.
163
Als er geen accu is aangesloten, zal
alleen het ronde bedieningslampje
branden, er zal dan een groen lampje
zichtbaar zijn.
Indien het ronde bedieningslampje
uitgaat en de vier driehoekige accu-
lampjes tonen een continu rood licht,
dan betekent dit, dat het laadappa-
raat een fout gedetecteerd heeft (zie
"Verklaring Indicatielampjes").
Als het laadapparaat over
een langere periode niet
gebruikt wordt, dient de voedings-
kabel of de autoaccukabel losge-
koppeld te worden.
168
Let bij oudere typen auto's
op de juiste aansluiting van
de sigarettenaansteker (+ pool op het
middencontact).
Bij een verkeerde poolaansluiting
moet de zekering door Leica
Customer Service worden
verwisseld.
Voeding van het
oplaadapparaat met de
sigarettenaansluiting alleen over het
accu-spanningsnet.
Bij voeding via een ander stroomnet
(b.v. stroombegrenzende
netapparatuur) kunnen storingen
optreden.