3. Werking van het apparaat
Aan en uit:
•
Wanneer de projector is aangesloten op de stroomvoorziening, gaat hij
in de stand-bymodus.
•
Om de projector in of uit te schakelen, zet u de aan/uit-knop op de
achterkant van de projector in de aan ( - ) positie. Druk op de aan/uit-
knop van de afstandsbediening of de projector.
Scherpstellen en instellen van de schermkanteling:
•
Plaats de projector zo dat de lens loodrecht blijft op de muur of het
whiteboard waarop het beeld moet worden geprojecteerd.
•
Om de scherpte van het weergegeven beeld te verbeteren, draait u aan
het scherpstelwieltje (9) aan de zijkant van de behuizing om het beeld
te verscherpen.
•
Als het beeld niet loodrecht wordt weergegeven, wordt het vervormd.
NL
•
Een trapeziumvormig vervormd beeld kan worden gecorrigeerd met de
instelknop voor de beeldvorm (10). Zie afb. 7
Aansluiting op de mediabron via de kabel (zie afb. 3)
Met de projector kunt u beelden van verschillende apparaten projecteren.
Gebruik, afhankelijk van uw apparaat, de juiste invoer op de achterkant van
de behuizing.
a.
USB-ingang - apparaten zoals flash drives, draagbare drives.
b.
HDMI-ingang - apparaten zoals computer, laptop, console,
satellietontvanger, telefoon (die MHL-technologie ondersteunen en
alleen via een speciale MHL-kabel).
c.
Video-In (AV)-ingang - apparaten zoals console, satellietontvanger.
d.
VGA-ingang - apparaten zoals computer, laptop, satellietontvanger.
Videobroninstellingen (zie afb. 8)
Als er meer dan één videosignaal op de projector is aangesloten, geef dan aan
vanaf welk apparaat de projector video moet verzenden.
a.
Gebruik de richtingsknoppen op de afstandsbediening om de sectie
(Bron) (3) te selecteren en bevestig met (OK) op de afstandsbediening.
b.
Er verschijnt een lijst met een selectie van de videobron (beschreven in
het vorige hoofdstuk).