3. Draai de beschermschijf eraf
Hou de lancet stevig vast in één hand en gebruik uw andere hand om
de beschermschijf eraf te draaien.
Opmerking: verwijder om besmetting te voorkomen de gebruikte
beschermschijf in een lekbestendige container.
4. Plaats de kap terug op het prikapparaat
Klik de kap terug op zijn plaats. Wees voorzichtig en raak de naald
van de lancet niet aan.
Gebruik de kap op het prikapparaat voor vingerbloedmonsters.
Gebruik de doorzichtige kap voor bloedmonsters van de onderarm,
bovenarm, hand, dij en kuit.
5. Stel het diepteniveau in
Het prikapparaat heeft vijf verschillende diepte-instellingen.
Niveau 1 is het minst diep; niveau 5 is het diepst. Draai de kap
naar de gewenste instelling, aangegeven in het diepte-indicati-
evenster.
Richtlijn voor de prikdiepte:
1 voor zachte/dunne huid
2-3 voor gemiddelde huid
4-5 voor dikke/eeltige huid
6. Zet de handgreep vast
Draai de kop in de richting van de pijl tot deze klikt en
niet verder kan worden gedraaid. (U heeft de handgreep
mogelijk al vastgezet in stap 2) U bent nu klaar om een
bloedsuikermeting uit te voeren.
Bepaal de plek om te prikken
Waarschuwing: als u test op hypoglykemie (lage bloedsuiker) of als u niet weet of u hypoglyke-
mie heeft, raden wij aan de vingers te gebruiken.
Voor vingerprik
a. Stel de diepte-instelling op het prikapparaat in op niveau 1