70
Detectie door één persoon
Detectie met een groep
½
½
ZB
ZB
½
½
ZB
ZB
½
½
½
½
ZB
ZB
ZB
ZB
ZB
ZB
ZB
ZB
ZB = zoekbreedte
RUWE DETECTIE
45
Houd het apparaat bij de eerste ontvangst horizontaal
voor je en loop in de richting van de pijl. Als de afstand
toeneemt, zoek je verder in de tegengestelde richting.
TOT 10 m: Beweeg in een vlot tempo. Je zoekrichting
hoeft slechts ruw te kloppen.
MINDER DAN 10 m: Beweeg in een langzaam tempo.
Je zoekrichting moet precies overeenkomen met de richting van de pijl.
PRECISIEDETECTIE
Vanaf een afstand van 3 m verdwijnt de richtingspijl.
Beweeg het apparaat dicht over het sneeuwoppervlak. Zoek langzaam
en precies in de vorm van een kruis tot je de kleinste afstandsaanduiding
ziet. Markeer deze plek met een voorwerp voor het sonderen.
1,5