• Selecteer DHCP als u een kabelmodem heeft of een ander soort internetverbinding zonder
vast IP-adres.
MTU: De standaardwaarde is 1500. U kunt dit accepteren, tenzij uw internetaanbieder een
o
andere waarde adviseert.
Primary/Secondary DNS: Voer de DNS-adressen in die u door uw internetaanbieder zijn
o
toegewezen.
Hostname: Kan op iedere naam ingesteld worden, tenzij deze aangegeven is door uw
o
internetaanbieder.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK].
o
• Selecteer PPPoE als u een xDSL-verbinding heeft die PPPoE gebruikt.
PPPoE User Name: Voer de gebruikersnaam in die u door uw internetaanbieder is toegewezen.
o
PPPoE Password: Voer het wachtwoord in dat u door uw internetaanbieder is toegewezen.
o
MTU: De standaardwaarde is 1492. U kunt dit accepteren, tenzij uw internetaanbieder een
o
andere waarde adviseert.
Primary/Secondary DNS: Voer de DNS-adressen in die u door uw internetaanbieder zijn
o
toegewezen.
Hostname: Kan op iedere naam ingesteld worden, tenzij deze aangegeven is door uw
o
internetaanbieder.
Service Name: Kan op iedere naam ingesteld worden, tenzij deze aangegeven is door uw
o
internetaanbieder.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK].
o
2.1.2 LAN Setup
Setup
Voer hier het IP-adres van de router in. Voor sommige internetverbindingen is het misschien
nodig dit te veranderen om toegang te krijgen tot de instellingen van de router.
IP Address: Voer het gewenste IP-adres in. Het reeds ingevoerde IP-adres kan voorlopig
o
worden geaccepteerd.
Subnet Mask: Voer het gewenste subnetmasker in. Het reeds ingevoerde subnetmasker kan
o
voorlopig worden geaccepteerd.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK].
o
DHCP Server
Met een DHCP-server worden er automatisch IP-adressen toegewezen aan apparaten die op
de router zijn aangesloten. Als u al een DHCP-server hebt in uw netwerk, bijvoorbeeld een router
die door uw internetaanbieder is geleverd, dient deze functie te worden uitgeschakeld.
Enable: Vink het vakje af als u de DHCP-server wilt uitschakelen. Voorlopig kan DHCP
o
ingeschakeld blijven.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK].
o
De standaard routerconfiguratie is nu klaar. Voordat u de router gebruikt, moet u deze echter
eerst beveiligen tegen draadloze toegang door onbevoegden. In sectie 2.2 hieronder vindt u
instructies hiervoor.
2.2 Een draadloos netwerk beveiligen
Als u de draadloze functionaliteit van de router gebruikt, moet u uw netwerk tegen ongeautoriseerde
toegang beveiligen door één van de ingebouwde beveiligingsfuncties in de router in te schakelen.
Dit beveiligt geautoriseerde gebruikers van het netwerk tegen ongeautoriseerde toegang van
buitenaf. De router kan één van de volgende beveiligingsfuncties gebruiken:
• WEP
• WPA pre-shared key
• WPA RADIUS
Alle computers die een draadloze verbinding met de router tot stand brengen, moeten hetzelfde
type beveiliging gebruiken als de router. Het is daarom belangrijk om een beveiligingsmethode
te selecteren die door alle netwerkkaarten in het netwerk ondersteund wordt. Voor meer informatie
hierover adviseren wij u om de gebruikershandleiding van de afzonderlijke netwerkkaarten in
het netwerk te lezen.
16