AANPASSEN WATERDEBIET MET WATERPOMP 2
Voordat u het waterstromingvolume aanpast, moet u ervoor zorgen dat het
totale watervolume bij de installatie minimaal 50 liter aan de verhittingskant
bedraagt. De standaard snelheid voor de waterpomp 2 is SNELHEID 4.
Pas het waterdebiet aan afgestemd op het aangesloten model buitenunit.
Zorg ervoor, dat het debiet niet minder is dan 13 L/min en niet meer dan
50 L/min. De beschikbare externe statische druk (kPa) in functie van de
waterstroomsnelheid (L/min) wordt weergegeven in de P-Q grafi ek. Afhankelijk
van het drukverlies en type hydraulisch systeem, kan het waterdebiet
aangepast worden met bedieningspaneel 1.
Druk
1.
, wanneer de tankunit is gestopt, gedurende 5 seconden op de
knop SERVICE.
2. Druk op de knop / en selecteer menu S02 (PUMP SPEED ADJUST
MODE) en bevestig het menu door op de knop SET te drukken.
3. Druk op de knop SELECT en druk vervolgens op de knop / als u
de pompsnelheid wilt veranderen en bevestig door op de knop SET te
drukken
4. Druk op de knop OFF/ON als u de PUMP SPEED ADJUST MODE wilt verlaten.
In de PUMP SPEED ADJUST MODE kunnen we de functie ONTLUCHTEN
kiezen door op de knop FORCE te drukken. In de functie ONTLUCHTEN wordt
de pomp 15 minuten lang ON en OFF geschakeld en wordt het hydraulisch
systeem ontlucht. De functie ONTLUCHTEN stopt als de cyclus gereed is,
OF druk weer op de FORCE-knop en de stand keert terug naar "PUMP
SPEED ADJUST MODE".
160
150
140
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
10
WATER STROMINGVOLUME (L/min)
RESET OVERBELASTINGSBEVEILIGING a
Overbelastingsbeveiliging a heeft als doel het systeem te beveiligen en te
voorkomen dat het water te heet wordt. Wanneer de overbelastingsbeveiliging
a wordt ingeschakeld bij een hoge watertemperatuur, reset de beveiliging
dan door als volgt stapsgewijs te werk te gaan.
1. Neem de afdekkap er af.
2. Duw met een testpen de centrale knop voorzichtig in en reset zo de
overbelastingsbeveiliging a.
3. Breng de afdekkap weer op de oorspronkelijke plek terug.
ONDERHOUD
8
•
Om te zorgen dat de tankunit veilig en optimaal functioneert moeten met
regelmatige intervallen seizoensinspecties aan de tankunit, en functionele
controles van de bedrading van aardlekautomaat en het leidingwerk worden
uitgevoerd. Dit onderhoud kan het beste worden uitgevoerd door de offi ciële
leverancier. Neem contact op met de dealer voor planmatige inspecties.
Onderhoud voor waterfi lterset
1. Schakel de stroomvoorziening UIT.
2. Stel de twee kleppen van de waterfi lterset 6 in op "GESLOTEN".
3. Haal de clip eraf en neem het gaas er voorzichtig uit. Let op dat er een
kleine hoeveelheid water uit kan lopen.
4. Maak het gaas schoon met warm water om alle aanslag te verwijderen.
Gebruik zo nodig een zachte borstel.
5. Installeer het gaas weer in de waterfi lterset 6 en bevestig de clip er
weer op.
6. Stel de twee kleppen van de waterfi lterset 6 in op "OPEN".
7. Schakel de stroomvoorziening AAN.
32
7
6
5
4
3
2
1
13
20
30
40
50
60
70
Duw met een testpen
deze knop in en reset de
overbelastingsbeveiliging a.
6
Onderhoud voor anodestaaf
Om de behuizing van de tank te beschermen wordt een anode in de tank
geplaatst. De anodestaaf 7 zal, afhankelijk van de waterkwaliteit, roesten.
Wanneer de diameter ongeveer 8 mm is, moet de anode vervangen worden.
Controleer dit EENS PER JAAR.
1. Schakel de stroomvoorziening uit.
2. Sluit watertoevoerklep.
3. Maak de pluggen (bij leidingaansluitingen i & j) handmatig open en
tap circa 2 liter af.
4. Draai de 19 bevestigingsschroeven los en neem het bovenpaneel i af.
Laat het bovenste voorpaneel g niet vallen.
5. Schroef de anodestaaf 7 los (afgedekt met isolator), controleer en
vervang deze zo nodig.
•
De anodestaaf 7 kan worden verwijderd om toegang voor visuele
inspectie van de cilinder te krijgen.
Onderhoud voor overdrukklep (levering derden)
•
Het is sterk aanbevolen de overdrukklep (levering derden) regelmatig
te laten werken, zodat deze niet geblokkeerd is en om kalkaanslag te
verwijderen.
JUISTE PROCEDURE VOOR HET AFPOMPEN
WAARSCHUWING
Volg strikt onderstaande stappen voor een juist verloop van het afpompen.
Er kan zich een explosie voordoen als de stappen niet achtereenvolgens
worden uitgevoerd.
1. Druk, wanneer de tankunit niet in bedrijf is (stand-by), op de schakelaar
"SERVICE" op bedieningspaneel 1 om de stand SERVICE te starten.
Bedien het systeem in de stand Sr : 01 voor het afpompen.
2. Sluit na 10~15 minuten, (na 1 of 2 minuten in het geval van zeer lage
omgevingstemperaturen (< 10 °C)), de tweewegklep op de buitenunit
volledig.
3. Sluit na 3 minuten de driewegklep op de buitenunit volledig.
4. Druk op de schakelaar "OFF/ON" op het bedieningspaneel 1 en stop
het afpompen.
5. Verwijder de koelmiddelleidingen.
CONTROLEPUNTEN
Is de tankunit juist geïnstalleerd op de betonnen vloer?
Is er een gaslek aan de gefl enste verbindingen?
Is de warmteïsolatie uitgevoerd aan de gefl enste verbindingen?
Werkt de overdrukklep d normaal?
Is de waterdruk hoger dan 0,05 MPa?
Wordt het water op de juiste manier afgevoerd?
Komt het voltage van de stroomvoorziening overeen met de
nominale waarde?
Zijn de aansluitkabels stevig bevestigd aan de aardlekautomaat
en op de aansluitblokken?
Zijn de kabels stevig vastgezet met zadels?
Is de aansluiting van de aardedraad goed uitgevoerd?
Werkt de aardlekautomaat normaal?
Werkt het LCD-scherm van het bedieningspaneel 1 normaal?
Klinken er abnormale geluiden?
Werkt de verwarming normaal?
Laat de tankunit geen waterlekkage zien bij het testen?
7