42 | Nederlands
Zet de draairichtingschakelaar (7) in het midden om per on-
geluk inschakelen te verhinderen. Plaats de geladen accu (6)
in de greep tot deze voelbaar vastklikt en gelijk met de greep
ligt.
Draairichting instellen (zie afbeelding C)
Met de draairichtingschakelaar (7) kunt u de draairichting
van het elektrische gereedschap veranderen. Bij ingedrukte
aan/uit-schakelaar (8) is dit echter niet mogelijk.
Rechtsdraaien: voor het indraaien van schroeven en vast-
draaien van moeren drukt u de draairichtingschakelaar (7)
naar links tot aan de aanslag door.
Linksdraaien: voor het losdraaien of uitdraaien van schroe-
ven en moeren drukt u de draairichtingschakelaar (7) naar
rechts tot aan de aanslag door.
In- en uitschakelen
Druk voor ingebruikname van het elektrische gereedschap
op de aan/uit-schakelaar (8) en houd deze ingedrukt.
De LED (3) brandt bij iets of helemaal ingedrukte aan/uit-
schakelaar (8) en hiermee kan het werkbereik bij ongunstige
lichtomstandigheden verlicht worden.
Om het elektrische gereedschap uit te schakelen, laat u de
aan/uit-schakelaar (8) los.
Toerental instellen
U kunt het toerental van het ingeschakelde elektrische ge-
reedschap traploos regelen naarmate u de aan/uit-schake-
laar (8) indrukt.
Lichte druk op de aan/uit-schakelaar (8) heeft een laag toe-
rental tot gevolg. Met toenemende druk wordt het toerental
hoger.
Accu-oplaadaanduiding
De accu-oplaadaanduiding (9) geeft bij een half of helemaal
ingedrukte aan/uit-schakelaar (8) gedurende enkele secon-
den de laadtoestand van de accu aan en bestaat uit 3 groene
LED's.
LED
Permanent licht 3 x groen
Permanent licht 2 x groen
Permanent licht 1 x groen
Knipperlicht 1 x groen
Temperatuurafhankelijke beveiliging tegen
overbelasting
Bij reglementair gebruik kan het elektrische gereedschap
niet overbelast worden. Bij een te sterke belasting of het
Richtwaarden voor maximale schroefaandraaimomenten
Gegevens in Nm, berekend uit de spanningsdoorsnede; benutting van de strekgrens 90% (bij wrijvingsgetal μ
controle moet het aanhaalmoment altijd met een momentsleutel gecontroleerd worden.
Sterkteklassen
Standaardschroeven en -
volgens DIN 267
bouten
3.6
4.6
M6
2.71
3.61
M8
6.57
8.7
1 609 92A 4JH | (24.11.2020)
overschrijden van de toegestane accutemperatuur schakelt
de elektronica het elektrische gereedschap uit tot dit zich
weer in het optimale werktemperatuurbereik bevindt.
Aanwijzingen voor werkzaamheden
Plaats het elektrische gereedschap alleen uitgescha-
u
keld op de moer/schroef. Draaiende inzetgereedschap-
pen kunnen wegglijden.
Het draaimoment is afhankelijk van de slagduur. Het maxi-
maal bereikte draaimoment resulteert uit de som van alle
door slagen veroorzaakte afzonderlijke draaimomenten. Het
maximale draaimoment wordt na een slagduur van 6–10 se-
conden bereikt. Na deze tijd wordt het aandraaimoment nog
slechts minimaal verhoogd.
De slagduur moet voor elk benodigd aandraaimoment be-
paald worden. Het feitelijk bereikte aandraaimoment moet
altijd met een momentsleutel worden gecontroleerd.
Schroefverbindingen met harde, verende of zachte be-
vestiging
Als bij wijze van proef de in een reeks van slagen bereikte
draaimomenten gemeten en naar een diagram overgebracht
worden, dan verkrijgt men de curve van een draaimoment-
verloop. De hoogte van de curve komt overeen met het maxi-
maal te bereiken draaimoment. De steilheid geeft aan in wel-
ke tijd dit bereikt wordt.
Het draaimomentverloop hangt van de volgende factoren af:
– sterkte van de schroeven en moeren
– soort ondergrond (ring, schotelveer, afdichting)
– sterkte van het te schroeven materiaal
– smeeromstandigheden van de schroefverbinding
Daaruit resulteren de volgende toepassingsgevallen:
– Harde bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbin-
dingen van metaal op metaal bij gebruik van onderlegrin-
gen. Na een relatief korte slagtijd is het maximale draai-
moment bereikt (steil verloop van de karakteristiek). Een
onnodig lange slagtijd schaadt de machine slechts.
– Verende bevestiging, hiervan is sprake bij schroefver-
Capaciteit
bindingen van metaal op metaal, echter bij gebruik van
≥ 66 %
veerringen, schotelveren, steunbouten of schroeven/
33–66%
moeren met conische bevestiging evenals bij het gebruik
van verlengstukken.
≤ 33 %
– Zachte bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbin-
Reserve
dingen van bijv. metaal op hout of bij gebruik van lood- of
fiberringen als ondergrond.
Bij verende of zachte bevestiging is het maximale aandraai-
moment geringer dan bij harde bevestiging. Bovendien is
een duidelijk langere slagtijd nodig.
5.6
4.8
6.6
4.52
4.8
5.42
11
11.6
13.1
Hoogvaste schroeven en
bouten
5.8
6.8
6.9
8.8
6.02
7.22
8.13
9.7
14.6
17.5
19.7
23
= 0,12). Ter
totaal
10.9
12.9
13.6
16.2
33
39
Bosch Power Tools