Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Parameters en opsporen van defecten
INSTELLING VAN DE PARAMETERS
Handel als volgt om toegang tot de procedure te krijgen:
•
controleer of geen enkele procedure in uitvoering is
•
druk gedurende 4 s op UP ( ) en DOWN ( ): het display zal "PA" tonen
•
druk op SET ( )
•
druk binnen 15 s op UP ( ) of DOWN ( ) om "-19" in te stellen
•
druk op SET ( ) of doe niets gedurende 15 s
•
druk 4 s op UP ( ) en DOWN ( ): het display zal "SP" tonen.
Om een parameter te selecteren:
•
druk op UP ( ) of DOWN ( )
Om een parameter te wijzigen:
•
druk op SET ( )
•
druk binnen 15 s op UP ( ) of DOWN ( )
•
druk op SET ( ) of doe niets gedurende 15 s.
Om de procedure te verlaten:
•
druk gedurende 4 s op UP ( ) en DOWN ( ) of doe niets gedurende 60 s.
Onderbreek de voeding naar het instrument nadat de
parameters gewijzigd zijn.
ALARMEN EN FOUTEN
COD. TYPE ALARM
Oplossingen
Gevolgen
iA
ALARM INGANG MULTIFUNCTIE
Controleer de oorzaken van de activering van de ingang / Zie parameters i5 en i6
Effect bepaald door parameter i5 / Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
iSd
ALARM DRUKREGELAAR
Controleer de oorzaken van de activering van de ingang / Zie parameters i5, i6, i7, i8
en i9 / Het instrument uitschakelen en opnieuw aanzetten, of de voeding onderbreken
De regelaars gaan uit / Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
COH
ALARME CONDENSATOR OVERVERHIT
Controleer de temperatuur van de condensator / Zie parameter C6
Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
CSd
ALARM COMPRESSOR GEBLOKKEERD
Controleer de temperatuur van de condensator / Zie parameter C7 / Het instrument
uitschakelen en opnieuw aanzetten: als de temperatuur van de condensator bij het
opnieuw aanzetten nog steeds > is dan par. C7, moet men de voeding wegnemen
en de condensator reinigen
Compressor en ventilator van de verdamper gaan uit
Pr1
FOUT CELSONDE
Controleer het type sonde / Controleer de integriteit van de sonde / Controleer
de aansluiting instrument-sonde / Controleer de temperatuur van de cel
Compressor aan of uit gedurende 10 min / De ontdooiing wordt nooit
geactiveerd / Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
Pr2
FOUT SONDE VERDAMPER
Controleer het type sonde / Controleer de integriteit van de sonde / Controleer de
aansluiting instrument-sonde / Controleer temper. van de sonde van de verdamper
Ontdooiing actief gedurende 30 min met P3=1 / Ontdooiing bij intervallen
met P3=1 en d8=2 / De ventilator van de verdamper werkt parallel met de
compressor met F0=3 of 4 / Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
Pr3
FOUT SONDE CONDENSATOR
Controleer het type sonde / Controleer de integriteit van de sonde /
Controleer de aansluiting instrument-sonde / Controleer de temperatuur
van de sonde van de condensator
Het alarm "COH" wordt nooit geactiveerd / Het alarm "CSd" wordt nooit
geactiveerd / Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
rtc
FOUT UURWERK
Stel de datum en het uur opnieuw in
Ontdooiing bij intervallen met d8=3 / De HACCP geeft geen inlichtingen over
de datum en het uur waarop het alarm is opgetreden / De functie Energy
Saving niet in realtime beschikbaar / Uitgang alarm geactiveerd met u1=3
Wanneer de oorzaak waardoor het alarm optrad weggenomen is,
herneemt het instrument de normale werking, behalve voor de
volgende alarmen waarvoor men het volgende moet doen:
• "PF"
druk op een willekeurige toets;
• "iSd"
het instrument uitschakelen of de voeding onderbreken
• "CSd" het instrument uitzetten of de voeding onderbreken
DEFECTEN
In geval van een slechte werking van het toestel, dient men de volgende
lijst te controleren om te zien of het mogelijk is om een goede werking te
bekomen zonder interventie van de assistentie; onder dien verstande dat
de vermeldingen niet volledig de casuïstiek van de mogelijkheden dekken.
De interventie van een veiligheidsvoorziening geeft een
afwijkende werking aan; controleer vooraleer te herstarten
en neem de oorzaak weg.
Wendt u tot de technische assistentie indien het probleen niet
verdwijnt en vermeld de aard van het defect, de code en het
registratienummer van het apparaat. Deze gegevens zijn terug te
vinden op het technische label binnenin het apparaat.
PROBLEEM
Mogelijke oorzaak
Interventie
1
HET APPARAAT START NIET
1.1
Het apparaat is niet correct aangesloten op de voeding
Controleer of de stekker correct is ingebracht in het stopcontact
2
DE COMPRESSOR STOPT ZELDEN
2.1
De temperatuur van het lokaal is te hoog
Zorg voor voldoende verluchting van het lokaal
2.2
De condensator van de koelkast is vuil
Controleer en reinig zorgvuldig en regelmatig.
2.3
De hoeveelheid koelmiddel is laag
Wendt u tot een bevoegd assistentiecentrum om om een eventueel
lek op te sporen, om dit lek te laten herstellen en bij te vullen
2.4
De dichtingen van de deur/en zijn weinig efficiënt
Indien de werking niet hersteld kan worden, wendt u tot een
bevoegd assistentiecentrum voor een eventuele vervanging
2.5
De verdamper verstopt
Plaats geen warme levensmiddelen of gerechten met veel water in
het apparaat, indien nodig manueel ontdooien
2.6
De motorventilator werkt niet correct
Wendt u tot een bevoegd assistentiecentrum om eventueel te laten
vervangen
3
HET OPVANGBAKJE VOOR ZELFVERDAMPING LOOPT OVER
3.1
Frequent inbrengen van warme levensmiddelen en gerechten met
veel water
Plaats geen warme levensmiddelen of gerechten met veel water in
het apparaat
3.2
Te vaak openen van deuren en/of schuiven
Wees aandachtig bij de gebruiksomstandigheden van het toestel
4
TEMPERATUUR VAN DE CEL IS ONVOLDOENDE
4.1
De condensator van de koelkast is vuil
Controleer en reinig zorgvuldig en regelmatig.
4.2
Te weinig verluchting van de zone palend aan de technische ruimte
Neem eventuele obstructies weg
4.3
Toevoer van warme lucht in de cel
Controleer of de deur goed sluit en of de dichting wel wekrt. Indien
het niet mogelijk is om de geode werking te herstellen, wendt u tot
een bevoegd assistentiecentrum voor een eventuele vervanging en
afstelling
4.4
De verdamper is verstopt
Voer een manueel ontdooien uit
NEDERLANDS 37
37