SFA Sanicubic GR Manual De Instalación De Uso página 44

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 49
NL
hoogste punt boven het terugstroomniveau bevindt.
Aan de horizontale druk van de pomp wordt de flensboog DN 32, 90°
gemonteerd, die in verticale richting met een draad 1"1/4 eindigt.
De installatie van de meegeleverde terugslagkleppen in de druklei-
ding van de opvoerinstallatie is verplicht.
Achter een terugslagklep is de inbouw van een schuifafsluiter aange-
raden, om de reiniging resp. een eventuele vervanging van de terug-
slagklep te verlichten.
Bij dubbele hefinstallaties hoort een Y-buis met een drukuitgang
DN50 (flens) tot de levering.
Buisleiding en kranen moeten, voor zover nodig, met buisklemmen of
consoles ondersteund worden.
4.3.3 Ventilatie
BELANGRIJK
Overeenkomstig de aanbevelingen van EN 12050-1 moet deze zijn
voorzien van een ventilatieopening boven het dak. Het pompsta-
tion dient altijd geventileerd te worden zodat de tank altijd op at-
mosferische druk is. De ventilatie moet geheel vrij zijn en de lucht
moet in beide richtingen kunnen stromen (er dient geen diafrag-
maklep geïnstalleerd te zijn).
• De reservoirventilatie Ø 75 mm is ofwel rechtstreeks op de ventila-
tieleiding van het gebouw aangesloten of apart boven het dak geïn-
stalleerd.
• Sluit de ventilatiebuis verticaal op de ventilatieopening met de flexi-
bele koppelstukken.
• De verbinding dient reukvrij te zijn.
• De ventilatiebuis dient niet te worden aangesloten op de ventilatie-
pijp van een vetafscheider.
LET OP
Onvoldoende ventilatie.
Risico op niet –functioneren van het pompstation!
 Sluit géén mechanische ventilatie aan
 De ventilatie moet vrij blijven
 Blokkeer de ventilatieopening niet
 Installeer geen luchtinlaatklep (diafragmaklep).
4.4 ELEKTRISCHE AANSLUITING
GEVAAR
 Voor iedere montage en demontage van de pomp of
andere werken aan het toestel is deze te scheiden van
het elektrische net.
GEVAAR
Elektrische aansluiting uitgevoerd door een onge-
kwalificeerd individu.
Kans op overlijden door een elektrische schok!
 De elektrische aansluiting mag enkel door een elektri-
sche vakman uitgevoerd worden!
 De elektrische installatie moet voldoen aan de normen
van toepassing in desbetreffende land.
• Alle gebruikte elektrische installaties moeten voldoen aan de norm
IEC 60364/NF C 15-100, die moeten bv. stopcontacten aardingsklem-
men hebben.
• Het elektrische net, waaraan de machine wordt aangesloten, moet
over een hooggevoelige aparte FI-veiligheidsschakelaar I < 30 mA
voor de sturing beschikken, of om een uitval van de sturing bij het
aanspringen van de FI-veiligheidsschakelaar te voorkomen, is per
pomp een FI-veiligheidsschakelaar tussen sturing en pomp te instal-
leren.
• De koppeling moet uitsluitend worden gebruikt voor de stroom-
voorziening van het apparaat.
• Neem aub de voorschriften van EN 12 056-4 in acht.
• Bij 3-fasige aansluiting is de externe beveiliging met beveiligingsau-
tomaten van karakteristiek K algemeen 3-polig mechanisch vergren-
deld uit te voeren. Daarmee is een complete netscheiding verzekerd
en 2-fasen uitgesloten.
• Alle elektrische toestellen zoals sturing, alarmen en stopcontact
moeten in droge ruimtes overstroomveilig geïnstalleerd worden.
• Door overbelasting kan de motor oververhitten. Bij overhitting
nooit de warme oppervlakken van de motor aanraken.
WAARSCHUWING
Hete motoroppervlakte.
Gevaar voor letsel!
 Raak nooit het oppervlak van de motorbehuizing aan
zonder beschermende uitrusting.
• Het bedradingsschema van het hefstation is te vinden in de handlei-
ding van het bedieningskastje.
5. INGEBRUIKNEMING
5.1 VOORBEREIDING VAN DE INGEBRUIKNEMING
• Zorg voor de inwerkingstelling van het pompstation ervoor dat de
elektrische aansluiting voor het pompstation en alle beschermende
apparaten juist is uitgevoerd.
• Installeer en sluit de schakelkast aan: raadpleeg de installatie-in-
structies die bij de schakelkast zijn geleverd.
• De bedieningskast moet zodanig worden geïnstalleerd dat de
pneumatische slang voor de pneumatische niveauregeling gestaag
omhoog loopt:
LET OP
Luchtslang met neerwaartse helling, lage punten.
Afgeknelde, verdraaide slang.
Verlengde slang.
Gevaar voor condensatie!
Gevaar van interferentie met het detectiesignaal.
 Neem de hierboven en in de installatiehandleiding van
de schakelkast vermelde installatievoorschriften in acht.
5.2 INBEDRIJFSTELLINGSHANDELINGEN
Voor gebruik van de toevoeren DN100 met 250 mm toevoerhoogte
is de sturing al vooringesteld. Wordt uitsluitend de bovenste toeloop
gebruikt, kunnen ter vergroting van het stuwvolume andere schakel-
punten aan de sturing ingesteld worden.
Niveau
Niveau
Minimale
toevoerhoogte
UIT N1
AAN N2
250 mm
30 mm
140 mm 160 mm
428 mm
30 mm
250 mm 260 mm
De stekker van het systeem (CEE of geaarde stekker voor een en-
kele installatie) wordt pas direct voor inbedrijfstelling ingevoegd. De
dubbele installaties moeten rechtstreeks op de voedingslijn worden
aangesloten.
• Driefasige installaties:
– Controleer de faseverbinding:
De schakelkast is uitgerust met een fasemonitor om tweefasige wer-
king te voorkomen. Geforceerde start van de pomp (de ene pomp na
de andere in systemen met twee pompen). In geval van een "fase"
alarm, schakel de stroom uit op het station, sluit de 3 fasen correct
aan op de doos.
– De draairichting van de motor controleren:
Schroef met een munt het kleine deksel boven op de pomp los. Het
bovenste deel van de motoras is nu zichtbaar en heeft een verfstreep.
Zet de pomp met kracht aan. Let op de draairichting van de markering
en vergelijk deze met de richting van de pijl (motorhuis). Indien zij
44
Alleen dan is een perfec-
te functie van de auto-
matische besturing ge-
garandeerd.
Niveau
AAN N3
Overstroming
Schakelvolumes
alleen bij
HW
Enkel/dubbel
dubbele
installatie
180 mm
26 L / 47 L
290 mm
45 L / 80 L

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido