NL
1. Montage van de transportwielen
Schroef de transportwielen aan de achterkant van het model vast met de daarvoor bestemde
schroeven (13).
2. Montage van de wielen en de koeienvanger
Steek eerst de bull bar in de voorkant van het model.
Verwijder alle onderdelen van de assen.
Montage van de voorwielen
Om de voorwielen te monteren, schuift u een sluitring (14) op de vooras. Monteer een wiel en
chuif een andere sluitring op de as. Fix het geheel met een moer (15) en tenslotte een deksel
(16). Herhaal dit aan de andere kant.
Montage van de aandrijfwielen
Duw eerst een aandrijfwiel (8) en dan een sluitring (14) op de achteras. Zet ze vast met een
moer (15). Plaats nu de afdekking (16) op het wiel. Herhaal dit aan de andere kant
3. Aansluiting batterij
Sluit alle connectors aan zoals afgebeeld. Sluit alleen connectoren aan die in elkaar passen.
Zorg ervoor dat de polariteit niet is omgekeerd. Controleer de stroomvoorziening door de
ON/OFF schakelaar op het model in te drukken. Als de stroomvoorziening werkt, hoort u een
motorgeluid.
4. Montage van de stoel
Plaats de zitting op de carrosserie door de pennen aan de achterkant van de zitting in de
carrosserie te steken. Schroef het op zijn plaats met twee M4 x 12 (13) schroeven.
5. Montage van het stuurwiel
Verbind de kabel van het stuurwiel met de kabel op het dashboard. Druk op de het stuurwiel (3)
in de daarvoor bestemde stand en zet het vast met de borgschroef en moer (17).
1
2
8
Functies
1.
Klankbord
2.
Hoorn
3.
Muziek
4.
Licht/Sirene AAN/UIT
Druk op de schakelaar, de signaallampjes beginnen te knipperen en de sirene klinkt.
5.
Aan/uit schakelaar (ON/OFF)
Met de aan/uit schakelaar (ON/OFF) is het mogelijk het voertuig aan- en uitzetten.
6.
Gaspedaal
Druk op het gaspedaal om het model te laten bewegen.
Haal je voet van het gaspedaal en het model stopt.
7.
Schakelaar
Vooruit:
Plaats de versnellingshendel in de „D" positie.
Nadat het gaspedaal wordt ingedrukt gaat het model vooruit.
Stoppen:
Het model stopt nadat de voet van het gaspedaal wordt genomen.
Plaats de versnellingshendel in de neutrale stand.
Achteruit:
Plaats de versnellingshendel in de „R" positie.
Nadat het gaspedaal wordt ingedrukt, gaat het model achteruit.
8.
Megafoon
De Licht/Sirene ON/OFF schakelaar (4) moet zijn geactiveerd. Sluit de megafoon aan op de
overeenkomstige poort (3). Houd de rode kop op de megafoon ingedrukt en spreed erin. De
sirene gaat av en uw eigen stem klinkt uit de luidspreker.
Probleem
De batterij kan niet meer opgeladen worden
De batterij kan niet meer worden opgeladen, hoewel de batterij en de lader
in orde zijn.
De rijtijd is erg kort
Model werkt niet.
Na het aanzetten rijdt het voertuig niet.
Na het aanzetten het voertuig rijdt, of slechts in één richting
Na het aanzetten rijdt het voertuing slechts ein één richting
De actieve zekering wordt geactiveerd en schakelt het apparaat voor
enkele seconden uit. Eerst is een enkele klik hoorbaar.
Geen geluidsfunctie op stuurwiel/handgreep
Schakelaars in en voertuig verslijten zeer vaak.
Rubberen banden komen los op de wielen.
Het wiel valt steeds van de as.
14
6. Montage van de windscherm
Verbind eerst de kabel van de windscherm met de kabel van het model. Druk op het
windscherm in positie totdat het vastklikt en zet het vast met de schroeven (13).
7. Montage van de achteruitkijkspiegels
Duw de achteruitkijkspiegels in de beoogde stand tot ze vastklikken.
8. Laden
● Tijdens het laden moet het voertuig zijn uitgeschakeld.
• Steek de lader in het stopcontact, de LED brandt groen. Sluit de lader aan op de
laadaansluiting.
• De LED op uw lader brandt rood zolang de batterij wordt opgeladen. Wanneer de LED is
weer groen, de batterij is volledig opgeladen.
● D e oplaadtijd is 6 uur.
● H et is niet aangeraden de accu vaker dan 1 keer binnen 24 uur te laden.
● D e oplader en accu worden tijdens het laden warm.
Waarschuwing!
• De lader is geen speelgoed. Gebruik alleen de bijgeleverde oplader.
• De batterij mag alleen worden opgeladen door of onder toezicht van een volwassene.
• De aansluitklemmen mogen niet kortgesloten worden.
• De lader moet regelmatig worden gecontroleerd op beschadigingen aan de kabel, de
stekker, de ombouw en andere onderdelen. Als er schade wordt opgemerk, mag de lader
niet worden gebruikt totdat de schade is repareerd.
• Geef het model na elk gebruik voldoende tijd om af te koelen alvorens het opnieuw te
gebruiken. Wanneer u een vervangingsbatterij gebruikt, laat de batterij dan ten minste
15 minuten afkoelen voordat u het model weer gebruikt. Oververhitting kan leiden tot
beschadiging van de elektronica of tot brandgevaar.
● Koppel het model altijd onmiddellijk los van de oplader nadat het opladen is voltooid.
Koppel de lader altijd onmiddellijk los van de stroomvoorziening nadat u de stekker uit
het stopcontact hebt gehaald. Als het model of de lader na afloop van het laadproces
aangesloten blijft, kan dit leiden tot schade aan het model, de lader of de
stroomvoorziening (brandgevaar).
● Gebruik de lader alleen in droge ruimten.
3
4
5
6
2
7
Klankbord
1.
Voedingsspanning indicator
Let op!
Onmiddellijk na het inschakelen geeft het voertuig de totale spanning van beide batterijen in volt
aan. Volledig opgeladen batterijen zonder belasting wijzen op een spanning van 12,6-13 V
(blauw). De aangegeven waarde is afhankelijk van de belasting. Dit betekent dat de
weergegeven spanning daalt onder belasting. Wanneer in onbelaste toestand de spanning
lager dan ca. 11,8 V (rood) is, moet dan Rideon worden uitgeschakeld en de batterij opgeladen
(zie opladen).
Anders kan de batterij diep worden ontladen en onherstelbaar worden beschadigd. Een
diep ontladen batterij valt niet onder de garantie en moet en moet tegen betaling worden
vervangen.
2.
USB
3.
Aansluiting voor megafoon / Aux
4.
V-
indrukken = titel achteruit,
lang indrukken = volume omlaag
5.
Story/Pause & Play
6.
Muziek/V+
indrukken = titel achteruit,
lang indrukken = volume omlaag
7.
Songsmaak
Oorzaak
Lader of batterij defect.
Laad contactdoos defect (indien aanwezig)
De batterij is diep ontladen of versleten.
De batterij is verkeerd aangesloten.
ON/OFF schakelaar defect.
Motorkabel verkeerd of niet aangesloten.
Gas- of richtingsschakelaar defect.
Richtingsschakelaar defect.
Belast of kortsluiting
De kabel is tijdens de installatie gebroken of gekneld.
Vuil en vocht beschadigen de schakelaars.
Rijden op een de heet of verontreinigd wegdek.
Verkeerd gemonteerd.
1
3
4
5
6
Oplossing
Controleer lader en batterij.
Controleer of vervang het laadcontact.
Gebruik een nieuwe batterij en vermijd diepontlading.
Sluit de batterij op de juiste manier aan (zie gebruiksaanwijzing).
Controleer of vervang de schakelaar.
Controleer en sluit de motorkabel aan (zie gebruiksaanwijzing).
Controleer of vervang de schakelaar.
Controleer of vervang de schakelaar.
Vermijd belasing van het voertuig, of controleer het voertuig.
Controleer het stuurwiel en vervang het indien nodig.
Rijd niet in natte of verontreinigde bebieden zoals weilanden,
grind, zand, e.d.
Verwissel banden en vermijd hete en vervuilde oppervlakken.
Controller of het stuurwiel tijdens de montage goed is vergrendeld
(zie gebruiksaanwijziing)
7