NL
vochtigheidsgraad. De temperatuur op de werkplek moet tussen +5
C en +40
C liggen
O
O
en de relatieve vochtigheid mag niet hoger zijn dan 80%. Het apparaat mag niet worden
gebruikt in de buurt van plaatsen waar water wordt gespoten.
Het apparaat mag alleen op een stevige, vlakke en eff en ondergrond worden geplaatst.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen in de behuizing van het apparaat niet worden geblok-
keerd tijdens en na gebruik.
Tijdens het gebruik kunnen sommige elementen van de behuizing worden verwarmd tot een
hoge temperatuur, aanraking kan brandwonden veroorzaken. Om het apparaat te dragen,
pakt u enkel het handvat vast. Het apparaat moet worden uitgeschakeld voordat het wordt
verplaatst. De schakelaar moet in de uit-stand staan en de accu's moeten uit het apparaat
worden verwijderd.
Let op de maximale druk van de op te pompen producten. Gebruik een manometer (inge-
bouwd of apart) om de druk in het op te pompen product te regelen. Overschrijding van de
maximale druk kan schade aan het op te pompen product of zelfs de breuk ervan veroorza-
ken. Het breken van het product kan ernstige verwondingen veroorzaken.
Controleer regelmatig of de metingen van de in het gereedschap ingebouwde manometer
overeenkomen met die van een gekalibreerde manometer.
Controleer het toestel vóór elk gebruik op beschadigingen. Als u scheuren, schaafwonden
of andere beschadigingen opmerkt, mag u het toestel pas gebruiken totdat deze zijn verwij-
derd.
Het apparaat is ontworpen om alleen te werken met fl exibele drukslangen. De op het appa-
raat aangesloten slangen moeten ten minste bestand zijn tegen de druk die de compressor
kan produceren. Slangen voor drukken hoger dan 7 bar / 0,7 MPa moeten worden voorzien
van een veiligheidskoord, bijv. in de vorm van staalkabels.
Controleer de slang op beschadigingen voordat u deze op het apparaat aansluit. Als er
schaafplekken, scheuren of luchtlekken worden opgemerkt, stop dan met het gebruik van
de beschadigde slang en vervang deze door een nieuwe slang voordat u verder gaat met
het gebruik.
Buig of verdraai de slang nooit tijdens het gebruik. Het buigen van de slang kan de binnen-
diameter van de slang verminderen, zelfs tot het punt waarop de luchtstroom stopt. Dit kan
leiden tot schade aan de slang of zelfs tot een breuk, wat kan leiden tot ernstig letsel. Het
buigen en verdraaien van de slang versnelt ook de slijtage van de slang. Gebruik nooit de
slang om het gereedschap te dragen. Draai de slang tijdens het gebruik niet te vast.
Vermijd het creëren van lange leidingen voor de transmissie van perslucht. Kortere leidingen
zijn gemakkelijker te controleren.
Alle apparaten en accessoires die op de compressor zijn aangesloten, moeten ten minste
bestand zijn tegen de druk die de compressor kan produceren.
Het is verboden de veiligheidsklep zelf te verstellen of te wijzigen Een onjuist afgestelde of
gewijzigde veiligheidsklep kan schade aan het product veroorzaken, wat ernstig letsel kan
veroorzaken.
Gebruik het apparaat niet als ademhalingstoestel, voor het verstuiven van stoff en of voor
enig ander gebruik dat niet in de gebruiksaanwijzing is beschreven.
Richt de luchtstroom nooit op u of andere mensen of dieren. Gebruik uw vinger of een ander
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
69